‘Liefde sterk als de dood’. (Hgld 8: 6)
Een paar weken geleden was ik op bezoek
bij een bevriend echtpaar in België.
De vrouw, 72 jaar, heeft terminale kanker.
‘Wij kunnen niks meer voor u betekenen…..,
kreeg ze te horen van haar doktoren.
Het maakt haar erg opstandig.
Haar echtgenoot, laat zich niet uit het veld slaan.
Hij blijft haar omringen haar met eindeloos geduld en liefdevolle zorg.
Ik was diep ontroerd door dat bezoek.
‘Liefde sterk als de dood’. (Hgld 8: 6)
Het voelt aan als heilige grond.
Soms hoor ik mensen die ongeneeslijk ziek zijn ook zeggen:
‘Ik weet niet hoe iemand dit zou kunnen dragen zonder geloof’.
En dan weer: God, waar ben je?
Contrasterende schakeringen van een geloofsrelatie,
op het scherp van de snede,
te midden van ziekte, lijden, dood.
Het dubbelverhaal van het evangelie
dat we daarnet hebben beluisterd nodigt ons uit
invoelend stil te staan bij deze ervaring.
We hoorden hoe Jezus een vooraanstaande joodse man ontmoet
en een eenvoudige volksvrouw.
Beiden worden bedreigd door ziekte en dood.
Dat raakt hem. Jezus laat zich raken.
Hij laat zich letterlijk aanraken door de vrouw met de bloedvloeiing.
Dat gaat tegen alle regels in.
Normaal zou dat, in de religieuze wereld van die tijd,
betekenen dat hij daardoor zelf ritueel besmet/onrein is geworden.
Maar hier gebeurt het tegenovergestelde:
niet Jezus wordt onrein, maar de vrouw wordt gereinigd/genezen.
Jezus laat zich niet alleen áánraken maar ook innerlijk raken.
Te midden van de menigte
en ondanks de begrijpelijke scepsis van zijn leerlingen
vraagt hij heel bewust: ‘Wie heeft mij aangeraakt’.
Als de vrouw dan naar voren komt, zegt hij: ‘Uw geloof heeft u genezen’.
Het samenspel van Jezus’ betrokkenheid
en het geloofsvertrouwen van de vrouw
worden hier tot bron van nieuw leven.
En dat andere verhaal….al even enerverend.
Wanneer dan uit het huis van Jaïrus het bericht komt
dat het meisje ondertussen al is gestorven,
reageert Jezus niet met berusting, maar met een woord van vertrouwen:
‘Wees niet bang, maar blijf geloven’.
Hij gaat binnen in het huis, stuurt de weeklagers weg,
grijpt de hand van het meisje en zegt in zijn eigen taal:
‘Talita koemi’. ‘Meisje sta op, verrijs’.
Jezus spreekt woorden van opstanding. Hij doet zijn naam eer aan.
Want Jezus, Jesjoea, betekent ‘God redt’.
Zoals de dochter van de synagoge-overste
wordt opgewekt uit de dood en opstaat tot nieuw leven,
– doordat zij in aanraking komt met Jezus –
zo is dat in wezen ook het geval met de bloedvloeiende vrouw.
Beide delen – elke op een eigen manier –
in het grote mysterie van de opstanding.
Door lijden en dood worden geleid naar nieuw leven, verrijzenis:
in deze twee verhalen licht iets op van het Paasmysterie.
We hebben er allemaal deel aan.
Ziekte en dood – we worden er allemaal vroeg of laat mee geconfronteerd.
Onze menselijke reacties daarop kunnen heel heftig zijn -
wanhoop, opstandigheid, intens verdriet, bitterheid tot gelatenheid
en hopelijk uiteindelijke overgave.
Wat de twee verhalen uit het evangelie van vandaag ons aanreiken
is niet een magische formule die verzekert
dat Jezus alle onheil of onze biologische dood zal verhinderen.
Wat hij wèl doet is ons bij de hand nemen, zacht aanraken,
en soms zeggen: ‘Wees niet bang, blijf vertrouwen,
je geloofsvertrouwen zal je nieuw leven geven’.
Lijden en dood wordt zo niet van ons weggenomen,
maar het wordt gevuld met een tegenwoordigheid.
Als wij met ons klein, zoekend geloof, ons laten raken door Jezus’ liefde
staan we in contact met een innerlijke bron,
een tegenwoordigheid diep in de kern van ons wezen,
goddelijk leven, liefdesgemeenschap.
Leven over de dood heen.
Wìj zijn dus die zieke vrouw uit het verhaal
of de door dood bedreigde Jaïrus,
die, ondanks ziekte en dood,
ook vandaag blijven geloven in Jezus’ liefdeskracht.
Liefde sterk als de dood.
De dagelijkse aanroep in het Getijdengebed is
een bondige verwoording van dat geloof en die kwetsbaarheid:
‘Heer, kom mij te hulp’.
‘Heer, haast u mij te helpen’.
Bevestiging van een liefdesrelatie
èn erkenning van kwetsbare onmacht.
Moge het ons gegeven zijn in dat geloofsvertrouwen
de soms pijnlijke uitdagingen van het leven een plaats te geven.
Dat we zo mogen opstaan tot nieuw leven.
Fons Eppink
beeld: pater Herman Falke scj