20ste zondag door het jaar B

‘God rakelings nabij’, zoals Huub Oosterhuis dat mooi heeft gedicht.

20ste zondag door het jaar B

De evangelist Markus is op vakantie.
Deze hele vakantiemaand augustus worden we vergast op
een typisch diepgravend stuk uit het Johannes evangelie.

Een wonderverhaal, dat van de broodvermenigvuldiging,
gevolgd door een, je zou kunnen zeggen, mystieke overweging.
Het is de vrucht, ongetwijfeld, van een langdurig biddend ‘herkauwen’
van de betekenis en de persoon van Jezus.
De kern ervan is een beeldende verwoording van Gods verbijsterende nabijheid.
‘God rakelings nabij’, zoals Huub Oosterhuis dat mooi heeft gedicht.

We hoorden de prikkelende uitspraken voorbijkomen, daarnet:
‘Het brood dat ik zal geven is mijn vlees’.
‘Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven’.
‘Hij/zij blijft in Mij en Ik in hem/haar’.

Johannes legt Jezus heel uitdagende woorden in de mond.
Het is een taal die tegen de borst stoot.
Toen, en ook nu….
Geen wonder dan ook dat we in het vervolg van deze passage
zien we hoe veel volgelingen van Jezus dat niet pikken
en een andere weg gaan.
Je voelt de spanning en verbijstering.
Mensen in onze tijd zouden misschien het woord ‘bizar’ gebruiken.
Maar hoe maak je daar chocola van?
Het helpt om deze uitspraken van Jezus
in gelovig perspectief te plaatsen in de context van het hele verhaal.

Wij hebben het voorrecht dat te kunnen doen.
Het Paasmysterie, het lijden, de dood en verrijzenis van Jezus,
zijn de dragende grond van wat Jezus hier zegt.
En de kern daarvan is
zelf wegschenkende liefde – bron van een leven voorbij het biologische.
Goddelijk leven, eeuwig leven, liefde sterk als de dood.

Dat leven, voorbij het biologische, wordt gedragen, gevoed, gegeven, zo stelt Jezus,
En wel op twee manieren.
Door zijn woord. ‘Mijn woorden zijn Geest en leven’. (Joh 6: 3)
Eten van het brood ten leven dat Jezus geeft
betekent op de eerste plaats zijn woorden eten.
Je deze helemaal eigen maken. ‘Herkauwen’.
Het doet denken aan dat mooie verhaal in het Eerste Testament
van de profeet Ezechiël die wordt uitgenodigd
een boekenrol op te eten.

Zo voedt het Woord de innerlijke mens en is leven gevend.
Het woord èn zoals we Jezus horen zeggen in het evangelie
‘Het brood dat ik zal geven, is mijn vlees,
ten bate van het leven van de wereld’.
Anders verwoord:
‘Ik geef mijzelf helemaal aan jullie,
totale overgave in zelf weggevende liefde’.

Het doet me denken aan wat je een moeder
wel eens liefkozend kunt horen zeggen tegen haar baby:
‘ik zou je wel kunnen opvreten’.

Het eucharistisch brood is daar het tastbaar teken van, brood ten leven.
Zelfgave in de vorm van brood.
We worden uitgenodigd het te eten, heel concreet.
Intiemer kan het bijna niet.

God dichterbij dan ik bij mezelf ben.
De kerkvader Augustinus formuleert dat heel bondig:
‘Ontvang wie je bent’.
‘Word wie ja ontvangt’:
lichaam en bloed van Christus.
Het is een mystiek gebeuren waar we deel van worden
in de eucharistie - innerlijke omvorming van ons diepste wezen.
In de Oosterse kerken spreken ze heel uitdagend van ‘vergoddelijking’.
En Paulus zegt het heel concreet:
Ik ben met Christus gekruisigd; en ik leef, nee, niet meer ik,
maar Christus leeft in mij (Gal 2: 20)

Wij zijn ‘bewoond’. Diep in ons ontluikt een leven voorbij het biologische.
We horen het Jezus zeggen: ‘Wie dit brood eet zal in eeuwigheid leven’.
Het ‘eeuwig leven’ waar Jezus hier over spreekt
is dus niet hetzelfde als ‘leven na de dood’.
Nee, eeuwig leven is ons deel hier en nu.
Het is een leven in alle volheid dat zich opent
te midden van dit leven.
Het wordt gegeven en gevoed in de eucharistie.
Heel concreet, maar onzichtbaar voor onze ogen
dompelt dit brood ten leven ons zo diep onder
in de werkelijkheid van Gods liefde
dat niets deze band met Christus meer kan verbreken.

Moge het ons gegeven zijn om steeds dieper ondergedompeld te worden
in dit goddelijk leven.

Fons Eppink