24ste zondag door het jaar. Vredesweek.

24ste zondag door het jaar. Vredesweek.

Met het evangelie van vandaag zijn we aangekomen
bij een cruciaal moment, de climax in het evangelie van Markus.
Een climax in de vorm van een vraag: ‘Wie zeggen jullie dat ik ben?’
Het is de hamvraag die door de eeuwen heen blijft klinken.
De bekende schrijver Willem Jan Otten publiceerde onlangs
een serie rake overdenkingen uit film en literatuur met die titel:
‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’

Wie is toch die man? Wie is die Jezus van Nazareth?
Telkens komt die vraag terug in het evangelie van Markus.
Mensen in de synagoge vragen het zich af
wanneer ze hem onreine geesten zien uitdrijven.
Als het stormt op het meer en Jezus de golven bezweert
komt die vraag spontaan op bij de leerlingen.
Als Jezus dan zelf die vraag stelt
geven de leerlingen het antwoord
dat we ook al hoorden van Herodes.
De mensen zeggen:
‘Johannes de Doper, Elia, of een van de profeten’.
Als Jezus dan op de man af vraagt:
‘Maar jullie dan. Wie ben ik voor jullie?’
dan horen we de belijdenis van Petrus, hij altijd.
‘Gij zijt de Christus, de Gezalfde’.
Dat is de climax. Het hoge woord is eruit.

Christus, Messias, Gezalfde.
Die benaming heeft een heel beladen betekenis in de Joodse traditie.
Getuige deze anekdote:
Er kwam een leerling bij de rabbi binnenstormen met de woorden:
Rebbe, rebbe, hebt u het gehoord? De Messias is gekomen!
Waarop de rabbijn voor het raam ging staan en naar buiten keek:
Dwaas, zie je enige verandering? Nee?
Dan is de Messias nog niet gekomen.
In de Joodse traditie kun je de komst van de Messias
herkennen aan de zichtbare verandering van de wereld.

Misschien was dat ook de verwachting van de leerlingen.
Maar de invulling van Jezus blijkt heel anders.
dan de verwachtingen van de leerlingen.
Zijn begrip van waar de Messias voor staat vertoont
sterke verwantschap met het visioen van Jesaja.
We hoorden het in de eerste lezing.
Een van de liederen van de Lijdende Dienstknecht.
‘Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen’.

En dat leidt tot een enorme aanvaring met Petrus.
De verwoording daarvan is, denk ik, heftiger
dan in ons vertaling wordt aangegeven.
‘Ga weg van mij, Satan’. ‘Terug’.

Wat volgt is een soort roepingsverhaal,
bedoeld niet alleen de twaalf, maar voor de menigte.
Voor ons allemaal dus.
Aan ons de vraag dus: ‘Wie zeggen jullie dat ik ben?’
en daarop aansluitend
‘Zijn jullie bereid mij te volgen, mijn weg te volgen?’

De consequenties daarvan liegen er niet om.
‘Indien iemand zijn leven wil redden zal hij het verliezen’.
Leven of levensziel (Dries van den Akker SJ).
Het gaat om het uiteindelijke doel van Jezus’ leven.
Wat was Jezus’ levensziel?
Dat was vooral het ware gezicht van God tonen.
Een God die niet veroordeelt, buitensluit.
Een God op zoek naar mensen met wie het niet goed zit.
Genezing, verlossing, vergeving, nieuw leven.

Levensziel.
Hoe zou je dat kunnen verwoorden voor ons nu?
Ik denk dat het staat voor alles
wat in ons verlangt, zucht, uitziet,
alles wat uit is op geluk.
Onze levenswil. Onze levenslust. Onze meest hartstochtelijke dorst.

Wie daaraan vasthoudt alleen voor zichzelf…
wie alleen op zijn eigen geluk uit is….
die zal het verliezen.
Verlangen dat zichzelf niet kan loslaten, metselt zichzelf in.
Het verlangen dat zichzelf prijsgeeft,
wordt opgevangen in de grote Liefde.(Kees Waaijman)

Het verlangen dat zichzelf prijsgeeft.
Eigen gelijk, eigen regie prijsgeven.
Jezus noemt dat je kruis opnemen.
Natuurlijk roept dat weerstand op.
Loslaten doet pijn.
Grote liefde en grote pijn gaan meestal samen.

Zo roeit wie Jezus wil volgen tegen de stroom in.
Dat is in het bijzonder wel van toepassing in deze Vredesweek.
‘Samen door één deur’ is het thema.
In onze tijd van polarisatie en verbaal geweld is dat een hele uitdaging.
‘Samen door één deur’.

Zo krijgt de vraag van het begin: ‘Wie zeggen jullie dat ik ben?’
een eigentijdse invulling.
We ontmoeten Jezus in de soms onbegrijpelijke, irriterende ander.
Gods beeld in de mens waar ik niet zo op val.
‘Ik ben die ander’!

Vragen we in deze viering dat het ons gegeven mag zijn
het gezicht van Jezus te herkennen in het gelaat van de ander.
‘Wat ge voor de minsten der mijnen hebt gedaan,
hebt ge voor mij gedaan’.

Fons Eppink