Advent is uitzien naar Gods vriendschap

‘God komt als een vriend’

Advent is uitzien naar Gods vriendschap

Wanneer je in de verte kijkt, ontspannen je ogen zich. Van dichtbij kijken vermoeit. Daarom moet je, als je een boek leest of naar het scherm van je computer zit te kijken, af en toe om je heen kijken, naar buiten, de verte in. Te lang dichtbij kijken maakt bijziend, kortzichtig, eng-geestig. Wij lijken daarom vaak op een goudvis in een kleine vissenkom. Zelfs als je dat visje uitzet in een groot aquarium, dan nog blijft het nóg zijn kleine rondjes zwemmen. Wij leven meestal opgesloten in onze zelfgemaakte kom, beperkt door van alles en nog wat zwemmen we steeds hetzelfde rondje. Maar de oneindige ruimte van Gód is ons eigenlijke element, een oneindige ruimte die zich kenbaar maakt als we echt stil durven zijn, zó stil dat het geluid van de stilte hoorbaar wordt; een oneindigheid die bij je binnenkomt wanneer je hart zich vullen durft met een grenzeloze weemoed bij het zien van een stervend kind; een oneindigheid die voor je opengaat als je het Agnus Dei uit de Hohe Messe van Bach hoort. Dan kijk je in de verte, en je weet in je ziel (een ander woord daarvoor ís er niet), je weet dat je in je ziel leeft, beweegt en bent in Zíjn ruimte. God: wat er werkelijk toe doet, God die jouw kleine leven tot een lévend leven maken wil, met een leven dat helemaal vol is van hém, aan alle vissenkommerig geneuzel voorbij, een vérgezicht: vrede, licht, geen verdriet of tranen meer, geen kind dat nog in grote eenzaamheid zijn verwaarlozing moet ondergaan.

Vandaag begint de Advent, de tijd naar Kerstmis toe. Het is een tijd om te leren de verte in te kijken, eindelijk, béter, of opnieuw. Met Kerstmis vieren we immers dat de geschiedenis van God alles te maken heeft met het leven en het levenslot van een mens van vlees en bloed die ooit in Bethlehem geboren is. Die mens is de vervulling van ons verlangen naar leven, Híj laat zien hoe het leven in Gods oneindige levensruimte er uitziet. Hij ís ooit gekomen. Maar we vieren met spijt in het hart dat hij voor óns nog steeds de kómende is. We verlangen naar Hem, maar we vallen nooit sámen met ons verlangen. Daarom verlangen we altijd verder en verder, hoe sterker ons verlangen hoe dichterbij hij komt, maar steeds stoten we op onze grenzen.

Wachten en verwachten. Zeker nu weer een jaar ten einde loopt, beseffen we het: leven is mooi, maar het voldoet niet, we verlangen naar vérder: níet naar meer van hetzélfde maar naar iets níeuws, een nieuw begin, naar Hém die een nieuw begin is. God ís gekomen, ooit, maar we wáchten nog steeds op zijn komst in óns mensenbestaan. Wat kunnen we daarvoor dóen? We kunnen toch zélf Gods komst niet ‘maken’. Wat dan?

Vergelijk het met vriendschap. Zonder iemand die jouw vriend is, is heel de wereld onvriendelijk, onbewoonbaar. Want wat is een vriend? Een vriend is iemand die niet alleen aan zichzelf denkt, maar ook aan jóu. En omgekeerd, natuurlijk. En dat gaat diep, heel diep. Álles van jou speelt mee, tot en met je ziel. Want met een vriend spreek je over datgene waarover je normaliter enkel met jezelf spreekt, over het kostbaarste en het kwetsbaarste in je, over je verlangen naar leven en je verdriet om de hompeligheid ervan. Wie een vriend vindt, vindt een nieuwe wereld.

Het woord ‘vinden’ is belangrijk. Een vriend kun je niet ‘maken’. Je víndt hem (of haar) wanneer je door hem gevonden wórdt. Daar kun je je enkel voor ópenstellen. Een vriend moet als het ware vanzélf tevoorschijn komen uit de grote massa mensen om je heen: een ontmoeting, een gesprek, herkénning, je gevonden weten, zónder waarom, om niet. Zo is het met héél je leven. Het lijkt misschien alsof je je leven in eigen hand hebt, maar het belangrijkste, de zaken van je ziel, moeten als vanzelf uit je geleefde leven tevoorschijn komen.

God is als een vriend: iemand die jou kent tot op je diepste ik en voor wie jouw lot en liefde en verlangens van belang zijn, iemand die jouw geest beroert en jouw hart verlicht. Zijn kómst lijkt op het ontluiken van een vriendschap, het doet zich aan, enkel en alleen omdat jij jíj bent. Hoe leer je Hem kennen? Door vriendschap met Hem te sluiten. In íeders hart schuilt een verlangen daarnar, het verlangen naar een oneindige liefde. Het enige dat je kúnt is: je ervoor ópenstellen. Hoe?

De Bijbel is één groot verhaal over God en de mensen die samen zoeken om elkaar in liefde en vriendschap te vínden. De Bijbel is als het ware een bríef waarin God zijn liefde belijdt, het enige dat er werkelijk toe doet: hoe Hij onze vriendschap zoekt, vriendschap met alle mensen gezamenlijk en met ieder afzonderlijk, hoe mensen daarmee omgaan, gevónden worden of verlóren lopen. Daarom is het misschien een goed idee om in de komende Adventstijd die brief te lezen en te herlezen, te lezen van dichtbij, met je ogen op de tekst gefixeerd, maar steeds weer ook met je ogen de verte in kijkend. Lezen, niet om iets te wéten te komen maar om je te laten ráken; lezen dat een horen wordt, zoals je met je hárt iets horen kunt dat niet gezegd wordt; lezen dat een soort bidden wordt, een tweegesprek over datgene waarover je normaliter alleen met jezelf spreekt; lezen dat een ontmoeting wordt, kennen en gekend worden, een ontluikende vriendschap. Maar ‘wie de broeder die hij zíet níet liefheeft, kan geen vriendschap sluiten met Gód die hij níet ziet.’ Je leest, je bidt, maar je hart moet tegelijk ook uitgaan naar mensen, want dáár ontmoet je Hém, omdat ook die mensen belangrijk zijn voor Hém en zij dus voor jóu. Je openstellen voor Gods vriendschap door in vriendschap naar mensen uit te gaan. Alleen zó word je door God gevonden, alleen zó bereid je zíjn weg naar jou en alle mensen: kronkelpaden die recht worden getrokken, hobbels geëffend, wegversperringen geslecht. We zijn zover nog niet. Hij, God, is nog steeds de komende. Waar en hoe vínden we hem? Waar liefde is en vriendschap, dáár is God. Midden onder ons staat Hij die wij nog niet écht kennen en door wie wij nog steeds gevonden moeten worden.

Advent, een vérgezicht: ‘Blijf niet staren op wat vroeger was, sta niet stil in het verleden. Ik (zegt God) ga iets nieuws beginnen, het ís al begonnen – merk je het niet?’ Ga dezer dagen eens lezen, díe brief, kijk door het papier van het Bijbelboek héén, om met je hart te verstaan in welke gestalte God jóuw vriendschap zoekt. Amen.

André Zegveld