Bidden bij het eten

‘Weet wat je eet.’

Bidden bij het eten

Voedsel is in onze contreien iets heel vanzelfsprekends geworden. Misschien wel daarom is bidden voor en na het eten aan het verdwijnen. Wat heeft het opzeggen van een gebedsformule, wat heeft God te maken met wat er op je bord ligt? We eten, heel vanzelfsprekend, dagelijks meerdere keren. We zien meestal domweg voorbij aan wát we eten en aan wat het betekent dát we eten. Bovendien is er een enorm aanbod van voedsel dat overal vandaan komt. Dat aanbod heeft weinig of niets meer te maken heeft met het seizoen waarin we leven, met de plek waar we wonen en met de mensen die al dat voedsel geproduceerd hebben. Daardoor gaan we als vanzelf denken dat het normaal is dat alles er is, en vooral: dat alles er voor óns is, dat we daar recht op hebben, alsof we een van alles en iedereen onafhankelijk mens zijn. Maar niets is minder waar.

We zijn afhankelijke mensen. We móeten eten, anders gaan we dood. We zijn dus voor ons leven afhankelijk van wat we eten. Maar we hebben eigenlijk nooit echt honger. Echte honger zou ons wel duidelijk maken dat we onszelf niet genoeg zijn, dat we ons lichaam zijn en dat ons lichaam van dezelfde materie gemaakt is als datgene dat we eten: ‘aarde, stof van de grond’. We zijn ons er niet, of in ieder geval niet goed meer van bewust dat we van aarde zijn gemaakt en dat we leven van datgene dat we van de aarde oprapen. We zijn een deel van de natuur. We éten en wórden door bacteriën in onze darmen gegeten. We leven. Maar leven is niemands eigendom. We hebben het gekregen, net zoals de kippen, de varkens en de aardappelen die wij opeten. Al wat leeft komt voort uit een geheime bron van leven, een bron die we ‘God’ noemen.

Als we niet eten, gaan we dood. Maar wát we eten ís meestal al dood: dode dieren, doodgekookte knollen, dode vruchten. We kauwen en verteren wat dood is en die dode materie wordt ons leven. Zoals ook wijzelf ooit dood zullen gaan en voedsel in de grond zullen worden. We zijn wat en hoe we eten. Door te eten komen we op een heel aardse manier te weten wat het is om mens te zijn: aarde die van de aarde is opgeraapt.

We zijn niet enkel afhankelijk van de grond. We zijn ook en vooral afhankelijk van mensen, van de mensen die ons voedsel hebben gezaaid en gepoot, geoogst en naar de winkel getransporteerd, de de koeien hebben gemolken en de kippen geslacht, die ons hebben leren koken en recepten bedacht. Terwijl we eten komen ze met heel hun cultuur bij ons binnen. We eten Hollands, Frans, Chinees, Indonesisch, Grieks of Thai: allemaal mensen met hun eigen cultuur, met hun gebruiken en typische smaken, hun receptuur en eigen regels over wat er wel en niet gegeten mag worden. Het zijn mensen die zo hun léven doorgeven. Met al die mensen delen we onze tafel. Door te eten zijn we als het ware verwikkeld in één groot gesprek, dwars door de ruimte en de tijd heen. We eten omdat we honger hebben, honger naar voedsel, honger naar mensen, honger naar leven, honger naar God.

Eten is altijd eten-met. Samen aan tafel gaan is daarom zowat het mooiste dat er is. We doen dat dan ook graag als we iets te vieren of te verwerken hebben: een verjaardag, een uitvaart. Samen eten is: via het voedsel het léven delen. Je spreekt met elkaar, en met de soep en de karbonade worden levensverhalen uitgewisseld. Je eet dezelfde spijs en deelt tegelijk elkaars zorgen, vreugde, hoop en verdriet. Want ieder neemt zijn of haar eigen verhaal mee. Samen eten is tegen elkaar zeggen zonder het met woorden te zeggen: ‘wij leven van elkaars leven, ik ben er voor jou.’ Dat is de oervorm van geloven. Geloven leer je niet in de kerk, maar gewoon aan tafel.

In het evangelie lezen we dat Jezus graag aan tafel zat, en ook graag uitgenodigd werd om er bij te komen zitten, bij wie dan ook. Hij kon er zo intens van genieten dat anderen hem ‘een gulzigaard en wijndrinker’ noemden. Maar mensen waren nu eenmaal voor hem het allerbelangrijkste. Toen hij het einde van zijn leven voorvoelde, had hij nog één ‘vurig verlangen’: een maaltijd met zijn vrienden. Hij liet toen zien wat samen eten voor hem betekende: het brood op tafel was het symbool dat hij zijn leven met hen wilde delen, ja zelfs voor hen wilde geven.

Bidden bij het eten is: je er steeds van bewust maken dat je deel van de natuur bent en dat je via wat de natuur jou schenkt en via het leven van andere mensen die jou dat geven leeft van God. Een groot geheim. Eten is lang niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Bidden bij het eten is: danken, danken dat je er bent, danken voor wat op tafel staat, danken voor de kippen en varkens die hun leven voor jou hebben gegeven, danken voor de mensen die ervoor hebben gezorgd dat alles op tafel staat. En vooral weten: de tafel waaraan je zit, is tenslotte de tafel van alle anderen, de tafel van God, de bron van alle leven.

Ooit hoorde ik een kind, dat als jongste aan tafel mocht voorbidden, het zo zeggen: ‘Lieve Heer, ik ga nu lekker eten. Laat mij de andere mensen niet vergeten. Amen.’ Meer woorden zijn eigenlijk niet nodig. Maar zonder zo’n paar woorden vergeet je waarom en waarvan je leeft.

André Zegveld