‘Al vergeten mensen jou, Ik, God, vergeet jou niet.’
Als mens leef je uit herinneringen. Dat begint al zodra je geboren wordt. De wereld en de andere mensen beginnen dan bij je binnen te komen. Alles wat je hoort, ziet, proeft of voelt wordt ergens in je geheugen opgeslagen. Later ga je voortdurend wat je hoort, ziet, proeft of voelt dáármee vergelijken. Dat gaat zo met alles, ook met je relaties, met hoe je tegen mensen aankijkt en met hen omgaat. Voortdurend ben je met hen in gesprek. Zij zijn een deel van jouw leven, jij een deel van het hunne. Dat gaat tot over de grens van de dood heen, want als bijvoorbeeld je man is gestorven, gaat het gesprek met hem gewoon door. Allen en alles worden in je geheugen opgeslagen en speelt verder mee, levenslang. Grote herinneringen, kleine herinneringen, het loopt alles volstrekt door elkaar heen. Hoe ouder je wordt, hoe meer herinneringen je hebt. Iemand zei me ooit: ‘na je zestigste besta je grotendeels uit herinneringen.’ Wat je vandaag bent, komt voort uit je gedachten van gisteren. En hoe ouder je wordt, hoe meer gisteren je hebt.
De kerkvader Augustinus vergelijkt het geheugen met een reusachtig paleis met vele schatkamers. In die schatkamers liggen je herinneringen opgeborgen: alles wat je ooit gezien hebt, alle ontmoetingen, al je gedachten. Het lijkt verdacht veel op een soort gigantische rommelzolder. Heel veel is er ooit zomaar in terechtgekomen. Want je hebt ook veel herinneringen waar je op het eerste gezicht níets aan hebt: aangekoekte nietswaardigheden die op de meest willekeurige momenten weer boven komen drijven. Terwijl je wanhopig zoekt naar de naam van iemand die je gisteren nog gesproken hebt, moet je ineens aan het gemopper van je grootmoeder denken, zeventig jaar geleden, en je ruikt opnieuw haar karakteristieke geur van een beetje kamfer dat opstijgt uit de dode vos die ze als shawl gebruikt. Tegelijk herinner je je dan ook nog: zo rook de pianoloper van de pianolerares ook. Wat heb je nu aan zo’n herinnering? Gisteren is een eeuwigheid geleden, je verre verleden lijkt gisteren. Herinneringen, grote en kleine. Een groot mysterie. Wie bén je eigenlijk, nu? Wanneer je met elkaar over vroeger praat en herinneringen ophaalt, ben je daarmee bezig. Je bent aan het vertellen wie je bent. Je deelt met elkaar je leven, wederzijds.
Ook geloven is een vorm van herinnering. Want geloven heeft met alles te maken: met je geboorte ooit en je dood ooit, en met alles daar tussenin, met gezondheid, kinderen krijgen, ziek worden, verzamelen en verliezen, met crises, eenzaamheid en geluk, met alles dus wat een mens maar overkomen kan. Hoe moet je tegen dat alles aankijken? Je zoekt in je herinnering naar wat je daar ooit over hebt gehoord, wat er allemaal over is gedacht en gezegd door andere mensen. Mensen dichtbij en mensen ver weg, mensen die leven en mensen die allang zijn gestorven. Je haalt met elkaar herinneringen op, je vertelt elkaar je levensverhaal, je deelt je leven. Zo ben je op zoek naar waar het in je leven om is gegaan en waar het nog om te doen is.
Maar je bent niet de eerste die dat doet. Het is iets van alle tijden. Ook mensen van heel vroeger hebben met hun leven geworsteld, gezocht en soms gevonden, samen met anderen. Wat ze samen hebben ontdekt, over waar het eigenlijk in het leven om gaat, hebben ze opgeschreven in een boek vol levensverhalen, over Mozes, Abraham, David, Samson, Gideon, Anna, Maria, Jezus en vele, vele anderen. Levensverhalen over liefde, bedrog, hoop en levenslust. Vele generaties mensen, met elkaar in gesprek om het leven te delen. Wij lezen die verhalen weer en gaan zo met die mensen in gesprek. Met hen halen we herinneringen op en delen zo elkaars leven. En als we hun verhaal horen vermoeden we: ‘daar gaat het om in je leven, verder kun je niet komen, het is zoiets als een woord van God.’ De bijbel: een boek vol herinneringen, één groot geheugen. Wanneer je erin leest en er met anderen over praat, haal je samen herinneringen op en deel je met elkaar je leven. Dat delen gaat altijd door. Je kunt gebrekkig worden, van anderen afhankelijk, verzorgingsbehoeftig. Maar het kostbaarste dat er is, je eigen leven, blijft altijd van jou. En het blijft groeien naarmate je het met anderen weet te delen, door herinneringen op te halen.
André Zegveld