Dood en leven: over Lazarus [Joh. 11, 1-45]

‘Een mens komt voort uit het licht van Gods waarheid.’ [Romano Guardini]

Dood en leven: over Lazarus  [Joh. 11, 1-45]

Het verhaal over de opwekking van Lazarus uit de dood is een geheimzinnig verhaal. Wat is er gebeurd, ooit, toen? We weten het niet. We kunnen nu eenmaal niet achter het verhaal kijken. Bovendien: Johannes vertelt het ons niet om ons mee te delen dat er ooit een zekere Lazarus uit de dood is opgewekt. Hij wil gelóóf bij ons wekken, gelóóf dat de verrijzenis uit de dood alles te maken heeft met óns, hier en nu. Het verhaal gaat over óns opstaan uit de dood, niet aan het eind van ons aardse leven, op het einde van de tijden, of ‘op de láátste dag’, zoals Martha suggereert, maar nú.

Lazarus is dood, zijn lichaam gaat al tot ontbinding over, ‘hij riekt al.’ Jezus staat bij Lazarus’ graf. ‘Haal de steen weg’ zegt hij, hij roept: ‘Lazarus, eruit’, en Lazarus hompelt naar buiten, als een mummie, voeten aan elkaar gebonden en helemaal in doeken gewikkeld. ‘Maak hem los en laat hem gaan’ zegt Jezus. Lazarus leeft weer, zeker, maar hij zal ooit opnieuw moeten sterven, voorgóed. Is dat eigenlijk niet wreed? José Saramago maakt dat op zijn manier duidelijk in zijn prachtige roman Het evangelie volgens Jezus Christus. Hij zegt het zó: “Jezus staat bij het graf van zijn vriend, hij voelt zijn geest vervuld van een eindeloze kracht, hij voelt dat hij álles kan, dat hij de dood uit dit dode lichaam jagen kan. ‘Ik ben het’ zegt hij, ‘de verrijzenis en het leven.’ Dan kijkt hij naar het verloren lichaam, hij wil roepen, maar Lazarus’ zuster raakt hem aan en zegt: ‘niemand heeft zóveel zonden begaan dat hij het verdient om tweemaal te sterven’, en Jezus loopt naar buiten om te huilen.” Zó’n opstanding zou wreed zijn. Maar over zó’n opstaan uit de dood, als een soort wonderlijke reanimatie gaat het ook niet. Er zijn sóórten dood. Het gaat hier, suggereert Saramago, over de dood die alles te maken heeft met de zónde, de dood die, om met Paulus te spreken, het gevolg is van de zonde.

Er ligt een steen op het graf, een steen die de wereld van de doden scheidt van de wereld van de levenden. Jezus ziet die steen, hij huilt, hij huivert, hij is ten diepste geroerd, niet alleen om de dood van zijn vriend, maar ook, en misschien nog wel het meest, vanwege zijn weerzin en woede jegens de omstanders die zich doodkijken op die steen en die niet vérder willen zien, al die mensen die de dood als eindpunt zien en de opstanding hoogstens opschuiven naar zoiets schimmigs als de laatste dag.

Leven en dood: heel ons mensenleven draait om díe twee woorden. ‘Ik ben het leven’ heeft Jezus gezegd, ‘als je naar míj kijkt zie je met je eigen ogen wat léven is.’ En: ‘Ik ben de weg, als je naar míj kijkt en mij vólgt, vind je de weg naar wat léven is, het wáre leven.’ Hij zegt: ‘Ik ben de verrijzenis en het leven, en als je lééft uit dát geloof zul je in eeuwigheid niet sterven, dan zie je Gods eigen heerlijkheid.’ En Gods heerlijkheid, zegt kerkvader Irenaeus van Lyon, is een mens die lééft, niet enkel bestaat maar lééft, en in het léven van zo’n mens zie je God en word je door God gezien.

Onder welke steen ligt Lazarus dan, wat is de dood waaruit hij wordt weggeroepen om te gaan leven? Het is de dood die het gevolg is van de zonde, van álles waardoor mensen worden verhinderd om écht tot leven te komen: de economische dood die mensen mensen aandoen door hen van honger te laten sterven, de politieke dood van rechtelozen, de sociale dood van mensen in de marge, de luidruchtige dood van bommen en kanonnen, de geluidloze dood die ‘apathie’ heet, de stille dood van de eenzaamheid, de steelse dood van misbruikte kinderen, de dood die ‘angst voor verandering’ heet, al die soorten dood waarin mensen zichzelf en elkaar kunnen begraven. ‘Lazarus’ roept Jezus, roept de stem van Gods eigen woord, ‘Lazarus, eruit. Weiger dat iemand in wat voor graf dan ook voor dood kan of mag worden achtergelaten.’ Want God wil dat mensen léven, de een mét de ander, de een vóór de ander, dát is Zijn heerlijkheid, want dan wordt God zichtbaar, méns geworden in mensen van vlees en bloed. In Jezus is dat op zijn allerduidelijkst duidelijk geworden, híj is de levende weg naar God, als je lééft zoals hij.

Wij zijn ooit gedoopt. Bij die doop is toen tot ons gezegd wat door Jezus tegen Lazarus is gezegd: ‘Eruit, weg uit álles wat dood is en stinkt.’ Zeker, we zullen ooit sterven, aan ons aardse bestaan komt een einde. Maar wanneer wij sterven, sterven we in Christus, als we tenminste ook in Christus hebben gelééfd. Wat we doen in de tijd tussen ons doopsel en ons sterven, is: de opstanding praktiseren, Jezus achterna, om dan, net als Jezus, op het uur van onze dood te verdwijnen in het geheim van God Die leven is. Zelfs als je lichaam dood gaat en zoals alles wat leeft zal sterven, leef je dan verder in het geheim van God.

Het verhaal over Lazarus is aan de kerk, is aan óns, zusters en broeders, toevertrouwd. Geloof erin, in díe opstanding uit de dood, lééf eruit, ga de weg van Jezus, de heel concrete levenswijze waarin híj is voorgegaan, dan zul je het zien met eigen ogen: Gods heerlijkheid, Gods gelaat in mensen die tot leven komen. Geloof dat, lééf dat, door alle onbegrijpelijkheden, tranen, moeilijkheden en verlies heen: dat híj het leven is en de opstanding uit alwat dood is. En dan niet denken dat je dat niet kunt. Jezus zegt het zelf: ‘wie op mij vertrouwt, wie in mij gelooft, zal hetzelfde doen als ik, en zelfs méér dan dat.’ Het moge geschieden. Amen.

André Zegveld

 Illustratie afbeelding : Raising of Lazarus (after Rembrandt), The - Vincent van Gogh . Created in Saint-Rémy in May, 1890. Located at Van Gogh Museum