‘Mogen alleen één zijn…’
We hoorden, zusters en broeders, het hart-stuk van het hogepriesterlijk gebed, het gebed van Jezus om het behoud van zijn leerlingen, van ons dus. Daarna neemt hij hen, ons dus, mee naar de hof van Olijven, want ‘het uur is gekomen’, het uur van sterven en verrijzen, nu. Het hogepriesterlijke gebed, gebed bij de laatste vriendenmaaltijd, bij de voetwassing: het is een gebeden levenstestament. Wij moeten goed begrijpen: dit is het gebed van de Verrezene, van hem ‘die niet meer in de wereld is’, maar die de leerlingen die wel in de wereld zijn ‘wil bewaren.’ Hebben de leerlingen Jezus dit alles horen zeggen? Ja en neen. Het is een gecomponeerd gebed, gecomponeerd door de leerlingen. Zij hadden gezien hoe Jezus hun tot het uiterste was toegedaan, zij hadden gezien dat Jezus alles voor hen over had gehad, zij hadden hem zien en horen bidden, ’s nachts, alleen, ze hadden hem gevraagd dat hij ook hen zou leren bidden, ze hadden zich in hem ingeleefd, ze hadden over dit alles nagedacht en gemediteerd, en toe ze opschreven wat zij hadden ingezien, wat zij geloofden, was het alsof Jezus zelf in hen aan het woord was, ze hoorden het hem in de oren van hun hart zeggen: het hogepriesterlijke gebed, het gebed van de Verrezene, uitgesproken in het hart van de leerlingen. Zó bidt hij, gisteren, vandaag en in eeuwigheid dezelfde. Zó bidt hij nu in ons, voor ons.
Zijn levenstestament, u weet het, is dit: ‘Hebt elkaar lief.’ Een nieuw gebod, nieuw omdat het verder gaat dan het oude, het oude dat vraagt dat ‘je je naaste bemint als jezelf, het nieuwe dat zegt dat je daarvoor jezelf moet vergeten en aan jezelf voorbijzien.’ ‘Liefde die tot het uiterste gaat’: zijn nieuw gebod. Daar gaat hij nu voor bidden, bidden om vreugde over het anders-zijn van de ander, om toewijding aan mensen, om waarachtigheid in alles, en bovenal om eenheid: ‘dat zij één mogen zijn zoals wij…’, één zoals Jezus en de Vader één zijn. Eenheid in verschil, want Jezus is de Vader niet, hij is één met hem maar tegelijk ook anders. De Vader schénkt Jezus leven, Jezus is er niet zelf de bron van. Jezus lééft van het leven dat hem geschonken wordt door op zijn beurt ook zelf leven te geven, maar hij is de Vader niet, hij is één met hem en verschillend tegelijk. Jezus doodskreet op het kruis: ‘waarom, met het oog waarop, heb jij, God, mij verlaten?’ is zijn geboortekreet: ‘ik en de Vader, wij zijn één.’ Want Jezus geeft zijn leven, helemaal, zoals de Vader leven geeft, helemaal. Op díe manier mogen de leerlingen één zijn, door een liefde die tot het uiterste gaat en die haar vreugde vindt in het verschil, in het anders-zijn van de ander. Daarvoor bidt Jezus, ook nu, voor ons.
De eenheid van de leerlingen met elkaar waarvoor Jezus bidt, moeten wij dus goed verstaan. Het is geen uniformiteit, geen eenheid van: ieder ziet er hetzelfde uit en denkt hetzelfde, geen eenheid van de gelijke monniken en de gelijke kappen, geen eenheid die eruit zou bestaan dat alle christenen rooms-katholiek zouden moeten zijn, dezelfde catechismus zouden lezen, op precies dezelfde manier liturgie zouden vieren waarbij ze dezelfde goedgekeurde gebeden zouden opzeggen, enzovoorts. Zo’n eenheid heeft Noord-Koreaanse trekken. Neen, eenheid in verschil, in diversiteit, in onderscheid. Het is een eenheid die veel en veel dieper gaat: de eenheid van hart en ziel, één in gebed en het breken van het brood. Het is een eenheid tussen van elkaar verschillende mensen, doordat die mensen juist niet dezelfde taal spreken, maar wel elkaar met hart en ziel verstaan. We vieren dat met Pinksteren en deze laatste zondag vóór Pinksteren loopt daar al op vooruit. Wanneer mensen gaan leven uit Jezus’ levenstestament, uit het nieuwe gebod ontstaat díe eenheid: Rijk van God.
De kerk, u weet het, is monarchaal gestructureerd. Het Rijk van God is dat niet. Het Rijk van God is een republiek, en het is de roeping van de kerk daarop vooruit te lopen, zij het soms met grote moeite. Het Rijk Gods is een republiek waar ieder mens, écht ieder, even klein en even groot, even wijs en even dom, even machtig en even onmachtig is. Zijn er dan geen verschillen tussen de mensen? Dat juist wel, natuurlijk. Alle mensen zijn er volstrekt verschillend, ieder is er uniek. Maar door alle verschillen heen zien de mensen in dat ze, ondanks al die verschillen, even groot en klein zijn. En het gezag dan in dat Rijk? De mens met het grootste charisma van dienstbaarheid maakt er de dienst uit. De bepaling daarvan, van wie dat grootste charisma heeft, is een gesprek over de vraag wie het meest voor anderen overheeft, wie het meest de ander ander laat zijn en dus de ander het meeste vrij laat. Daarom bestaat in het Rijk van God het gezag uit een oefening in vrijheid, vrijheid van en voor allen, want ieder zoekt er het welzijn van ieder ander, omdat ieder in de ander het uitverkoren kind van God herkent, die ene, Jezus Christus. Een utopie? Jezus bidt ervoor, hij bidt er nu voor ons voor: ‘bewaar hen opdat zij één mogen zijn, zoals wij.’ Want God is daar waar dat gebeurt. Een utopie? Voor het geloof daarin heeft Jezus zijn leven gegeven, liefde tot het uiterste toe, en de tafel van de eucharistie is er het brood- en wijngeworden levenstestament van.
Bidden we dat ons verlangen naar Gods Rijk nooit zal verflauwen, bidden we om de levensadem van God over en in ons. Amen.
André Zegveld