‘Een nieuw gebod geef ik jullie.’
Eucharistie met boeteviering. Die twee horen bij elkaar, daarom begint élke eucharistieviering met een schuldbelijdenis en een bede om ontferming. We denken dan aan het éérste avondmaal dat wij ‘het láátste’ zijn gaan noemen, het laatste omdat álle maaltijden die er sindsdien gevolgd zijn geen ándere maaltijd waren en zijn dan dit eerste, tot hier en heden. Het is de definitíeve maaltijd waarbij leerlingen en vrienden van Jezus, wij dus ook, steeds opnieuw, als was het de eerste keer, aanschuiven. En er gebeurt élke keer hetzelfde. Jezus begínt ermee de voeten van zijn vrienden te wassen. Hij wist tóen wat er in de zijnen omging, en hij weet het ook nú. Hij voorzag wat Judas zou gaan doen en dat allen hem tenslotte in de steek zouden laten, én hij kent ook óns, hij kent onze zwakheid. Hij laat de mateloosheid van zijn liefde zien door voor ieder te buigen. Hij schept ruimte voor de zijnen, ze mogen er zíjn, allen gelijkelijk. Tot hier en heden. Want wij hier, wij zijn, ook al zijn we gedoopt en gevormd en gaan we elke dag naar de kerk, we zijn geen haar beter of sterker dan de vrienden en leerlingen van toen. En we vragen daar vergeving voor, aan God, aan hem, en aan elkaar, híer aan zíjn tafel.
Vergeving vragen is iets heel anders dan excuses maken. Excuses bied je áán voor iets waar je eigenlijk niet zelf verantwoordelijk voor bent: ‘Excuus, ik ben te laat, de brug was open.’ Vergeving vráág voor iets waar je zélf verantwoordelijk voor bent. Je legt de wáárheid open, de waarheid en onwaarheid die je geleefd hebt. Je vernédert jezelf daarmee niet, je laat enkel zien wie en wat je bent. Door voor zijn vrienden te knielen, schept Jezus dáár de ruimte voor, opdat ze het in de ruimte van zijn liefde zullen aandurven: vergeving vrágen. Daar is móed voor nodig, de moed om je aan zijn liefde toe te vertrouwen, de moed om láten zien wie en wat je bént. Alleen zó opent zich een weg naar verzoening en vrede. Vergeving aanbieden en om vergeving vragen zijn vormen van liefhebben. Jezus laat dat met de voetwassing zien: ‘ik toon jou de wég, de weg die ik bén, wie díe weg aandurft, komt aan het licht.’ Het is de weg naar vrede met wie je hébt gekwetst, en met door wie je bent gekwetst, of beide tegelijk. Een weg van liefde die tot het uiterste gaat.
Je moet het áándurven: je hart ópenstellen voor anderen, je hart verruímen door het leeg te maken, te ontdoen van angst voor verlies van zelfbehoud, rancune, wrok, boosheid of haat. Zonder zo’n liefde ben je geblokkeerd, verlamd en toegesloten. Hoe ruim moet je zijn? Denk dan weer aan Jezus. Hij ként de zijnen, maar hij is zo open dat hij het durft: hij knielt voor hen, éért hen, en schept zó voor hen de ruimte om ooit vergeving te vragen voor wat zij hem zullen aandoen. Pasen.
U kent het woord van Sint Augustinus: ‘heb lief en doe wat je wil.’ Dat is geen vrijbrief om er maar op los te leven, het is een oproep: wees zo ruim van hart als God zelf, want daar word je zelf vrij van én je bevrijdt er de ander mee. Bij elke eucharistieviering gebeurt dat: God schept de ruimte waarin vergeving kan worden gevraagd en gegeven. En wíj doen hetzelfde als wij alles wat we doen uit liefde doen. Een gebód, we hoorden het in de evangelielezing: Jezus geeft ermee aan wat lévensnoodzakelijk is: je leven gelijkvormig maken aan de liefde die God is. Zachtmoedig durven zijn.
Elkaar vergeven is: zachtmoedig met elkaar omgaan. Zachtmoedigheid is geen zwakte, ze is een vorm van moed. De moed om een oneindig respect op te brengen voor het leven en de vrijheid van een ander, om ruimte te scheppen voor wat er in een mensenhart kan omgaan en om nooit aan iemand te wanhopen. Ruimte om te leven. Zoals Jezus dat deed, aan het begin van dat eerste en laatste avondmaal: ik ben er voor jou, eet mij.
We vieren eucharistie, er is plaats voor ieder van ons, we mogen er zíjn, één voor één. Híj, Jezus, Gods mensenwoord, weet wat er in ons leeft en omgaat, hij veroordeelt niemand. In díe ruimte kunnen we ook elkáár vergeven en daardoor sámen tot leven komen. Pasen. AMEN
André Zegveld