In God is geen geweld
Het stukje evangelie van deze zondag (Lc. 12, 49-53) staat precies in het midden van heel het evangelieverhaal: als een soort kantelpunt. Het verhaal over Jezus begínt met engelen die vréde verkondigen: ‘Eer aan God in de hemel en op aarde vréde voor de mensen’ (lc. 2, 14). Het verhaal eíndigt wanneer Jezus, opgestaan uit de dood, het zijn leerlingen, ons dus, zegt: ‘Vréde met jullie’ (Lc. 24, 36). En hier, in het mídden, halverwege, zegt hij: ‘Vuur ben ik komen brengen op aarde, geen vrede, maar juist verdééldheid’ (Lc. 12, 31). Een scharnierpunt, kennelijk.
Vrede, wat is vréde, wáre vrede? Bij het laatste avondmaal heeft Jezus het erover: ‘Vrede laat ik jullie na, míjn vrede geef ik jullie, níet zoals de wéreld die geeft, maar zoals ík haar geef’ (Joh. 14, 27). De ene vrede is dus de andere niet. Er is een vorm van vrede die ontstaat uit de strijd van de een tégen de ander. Dát is de vrede van de wereld. Er is ook een vorm van vrede die ontstaat wanneer de een zich gééft voor de ander. Dát is de vrede die Jezus schenkt. Een compromis tussen beide is niet mogelijk, het gaat om een heel fundamentele keuze: ‘niemand kan twee heren dienen’ (Lc. 16, 13). Halverwege zegt Jezus dit, niet enkel tegen zijn leerlingen, ons dus, maar ook tegen zichzélf. Het beklemt, het beangstigt hem. Die keuze zal zijn eigen vuurdoop worden. Ook bij het laatste avondmaal zegt hij dat: ‘Vurig heb ik, voordat ik ga líjden, ernaar verlangd dit Pasen met jullie te eten, deze maaltijd die laat zien hoe Góds rijk nabijkomt’ (Lc. 22, 15-16.29-30). Hij kent de prijs, hij is bereid om er zijn leven voor te geven om zo in leven én in dood getuigenis af te leggen van zijn geloof in Gód, opdat zíjn geloof zich als een vuur zal verspreiden, wereldwijd, het vuur van Gods liefde voor mensen één voor één: ‘Ík zal er zijn voor jóu.’
Twee sóórten vrede. Een vrede zoals de wéreld die najaagt én een vrede zoals Jézus die schenkt. Een vrede van de een tégen en ten kóste van de ander, én een vrede van de een vóór de ander. Het verschil tussen beide kunnen we zien wanneer we gewoon om ons heen kijken: er zijn mensen die ergens, aan de Russische grens, met man en macht landjepik willen spelen, daarbij geen enkel middel schuwen, mensen die op weg naar hun vrede het leven van miljoenen mensen domweg verpesten: grootschalige vernietiging van huizen, ziekenhuizen, scholen, eindeloze rijen mensen op de vlucht. Zó’n soort van vrede, van de een tégen de ander, is Jezus niet komen brengen. Zíjn geschenk is de vrede van de een vóór de ander, ten koste van zichzelf. Een compromis is niet mogelijk, íeder moet persoonlijk zijn of haar keuze maken. Een keuze die verdeeldheid veroorzaakt.
Dat zegt het lijdensverhaal, in alle eenvoud. Het vertelt dat álle leerlingen Jezus in de steek laten, en dat ál de anderen zijn dood eisen (Mc. 14, 50; Lc. 22, 70; 23, 1)). Jezus staat helemaal alléén in zijn keuze, één tegen de hele wereld: het grote keerpunt dat hem beklemt en angst aanjaagt. Hij geeft zichzelf voor ieder ander. Dát is de vrede die híj schenkt, zijn pijn is de geboortepijn van het rijk van Gods liefde (Joh. 16, 22). Want wie weerloze liefde preekt, zal nooit de meerderheid achter zich krijgen, integendeel, altijd zullen er mensen zijn die hun eigen vrede met een of andere vorm van geweld zullen willen bereiken. Dat vérgezicht beangstigt hem: zijn vuurdoop, een doop die hem beklemt en onvermijdelijk is. Er is geen weg terug. Want hij verlangt ernaar dat Gods weerloze liefde zich als een vuur zal verspreiden, ooit, wereldwijd, als een bron van wáre vrede.
Ik denk nu aan Sint Franciscus toen deze nog geen Sint was. Hij was geraakt door Jezus’ geloof en wilde er radicaal naar leven, té radicaal naar de mening van de meeste anderen, buitengewoon overdreven zelfs. Z’n vader Bernardone vroeg de bisschop om zijn zoon tot de orde te roepen. Daar stonden ze dan beiden, voor de bisschop. En Franciscus trok al zijn kleren uit, gaf alles weg en zei: ‘tot nu toe noemde ik Bernardone mijn vader, maar vanaf nu zeg ik “vader in de hemel” en niet “vader Bernardone.”’ Het vuur dat Jezus op aarde was komen brengen, bracht verdeeldheid, de prijs voor de ware vrede. De bisschop in dit verhaal staat voor de kerk, de geloofsgemeenschap. Díe gemeenschap is de hoedster van de keuze van Jezus, want die keuze is het geheim van haar geloof.
Maar de kerk is: mensen, mensen zoals wij allemaal. En mensen willen vrede, zeker, maar ze willen ook met rust gelaten worden. Ze willen wel geloven in Gods naam ‘Ik zal er zijn voor jou’, maar het moet niet te gek worden, ze willen rust en veiligheid en houden graag hun hart en hun geld vast. Zo zijn de mensen, zo zijn wij, niet alleen buiten, maar ook binnen de kerk. Tot hier en heden zegt Jezus dat hij vuur is komen brengen, het vuur van Gods liefde voor mensen, voor mensen één voor één: Ik ben er voor jou. En ieder van ons moet daarvoor zijn of haar eigen keuzes durven maken.
Wij vieren eucharistie, het geheim van ons geloof, hier aan de tafel van de Heer. Het is de láátste maaltijd, telkens opnieuw, ook al zijn we, wie weet, pas halverwege ons leven. En télkens opnieuw zegt hij: ‘Vurig heb ik naar dit momént verlangd, verlangd om het Pasen met jullie te eten, de doortocht naar het beloofde land, naar het rijk van God. Ik laat jullie deze maaltijd na als het testament van míjn vrede, niet de vrede van de wereld, míjn vrede. Doet daarom ook zélf wat ik jullie het voorgedaan, ga de weg waarlangs ik jullie ben voorgegaan.’ En wij zeggen, ook telkens opnieuw: ‘Heer, wij zijn bange mensen, we kunnen dit eigenlijk niet aan, maar spreek in ons hart en vervul het met het vuur van Gods liefde.’ Dan steken we onze hand uit, ontvangen zijn levensbrood en eten het: het is een belofte om het te gaan doen: bewerkers van die vrede te zijn die Jezus ons schenken wil, in vlees en bloed. Amen.
André Zegveld