‘God is dichterbij dan je denkt’
Het is 40-dagentijd, we leven naar Pasen toe, we zijn als het joodse volk dat veertig jaar, dus zowat levenslang, in de woestijn moest zwerven om de weg naar het beloofde land te vinden. Ook Jézus heeft zo’n woestijntijd gekend. We hoorden ervan in de evangelielezing. Bij zijn doop in de Jordaan besefte hij wat zijn bestémming, zijn roeping was: om als een door God uitverkoren mensenkind, als een geliefde van God, zélf vól van Hem te zijn voor ánderen. Want het ging in hem op: Gods grote liefde is zo dichtbíj als maar kan, altijd en overal, is het léven van míjn en dus van íeders mensenleven. Die uitverkiezing maakte hem in eerste instantie eenzaam, dreef hem de woestijn in, een soort tweestrijd: ‘wat houdt dat ín, die roeping, en waarom ík, en kan ik dat wel aan?’
Hij wordt er op de proef gesteld, geproefd, getest, gewikt en gewogen, naar twee kanten getrokken, als was hij tussen wilde dieren en engelen tegelijk. Hij weet: zo’n uitverkiezing, het is iets van de messiaanse tijd: van de wolf met het lam, koe en berin, de leeuw en de os, een kind zijn dat zonder problemen met adders speelt: vrede alom en zo. Maar hij voorzíet: dat zal zo niet gaan gebeuren, geroepen worden maakt éénzaam, gaat altijd gepaard met groot onbegrip van de kant van vertrouwde mensen, met verstoten worden en als een vreemde beschouwd. Dat is Jezus’ tweestrijd: Gód is dan wel dichtbij, maar durf ík het wel aan, die vervréémding, en geloof ik er écht in: dat God altijd en overal zijn engelen stuurt om míj te behoeden op al mijn wegen en mij op handen te dragen? Na veertig dagen en nachten is hij uit gestreden, kláár om het óveral te gaan vertellen: ‘Gods liefde is er áltijd, óveral, altijd en overal nú. Mensen, ga toch daarnaar léven, gelóóf erin, met heel je hebben en houden.’ Gods eigen blijde boodschap.
Wat betekent die blijde boodschap voor óns, voor íeder van ons, één voor één? God is dichterbij dan je denkt: wat betekent dat voor jóu, in jouw relaties, voor je omgang met geld en goed, voor het gebruik van je tijd, wat betekent het voor het beleven van je levensstaat, voor de prioriteiten die je stelt en stellen moet, hoe je je mislukkingen beoordeelt, je sterke en je zwakke kanten, hoe je omgaat met je geheime onregelmatigheden (zeg ik nu maar olijk), met vergeving en verharding. God is dichterbij dan je denkt: wat dóet het jou, mét jou, hier en nu?
Vandaag staan we dáárbij stil: we kijken terug, achteróm, ons gelééfde leven, en al terugkijkend zien we vooruit: onze weg naar het beloofde land. Beséffen we het wel en staan we er écht voor open: dat God altijd en overal op het punt staat om pardóes in ons leven en onze wereld van alledag bínnen te dringen? Maken we ons met het oog dáárop wel lós, althans: proberen we dat, lós van wat ons onvrij maakt, toegesloten op onszelf, ons verleidt of aan de grond nagelt, ons laat indommelen of ontmoedigt? We kijken vandaag, ieder voor zich, in het eigen hart en om ons heen, om ons verzuím te zien, onze groezelige en halfhartige compromissen, ons gebrek aan geduld wanneer het gaat over het zoeken van Gods beloofde land, en dús over het zoeken van Gods liefde voor de mensen om ons heen. We staan erbij stil, niet om er treurig van te worden of iets dergelijks, maar om onze gróótheid te gaan zien: dat ook wíj het geliefde kind van God mogen zijn. Want we leven ons leven, hoe ouder je wordt hoe meer, langs de gebaande paden, als (laat ik nu maar zeggen) ‘veteranen in het geloof die zowat alles wel gezien en meegemaakt hebben.’ Maar Gód went nooit, Hij is zo dichtbij dat je daar nooit aan went, Hij zegt altijd in je hart: ‘ga ánders leven, nóg dichter naar Mij toe, zodat je méér van Mij gaat zien dan je ooit gezien hebt.’
We leven naar Pasen toe. Kijken we daarvoor naar ons leven alsof het voor de eerste keer is. En gelóven we erin: dat we God moeten zoeken in het gewone en in het ongewone, in wat we verwachten en in wat we niet verwachten, als het ons goed gaat én als het ons slecht gaat, in gezondheid en met ziekte. Want God is áltijd hier en nu, en altijd zoekt Hij met liefde naar jóu, alsof jij zijn enig kind bent. Als je dáárvoor open durft gaan, en als je vandaaruit ook durft opengaan naar en voor de mensen om je heen, dán, ja dán is het beloofde land van Pasen al wel héél dichtbij. Amen
André Zegveld