Geen drie maar twee koningen

‘Je moet ook zelf een ander mens worden’

Geen drie maar twee koningen

Het is vandaag ‘Openbaring van de Heer,’ ‘Driekoningen’ zeggen we meestal. Het kérstverhaal nog een keer verteld. Vandaag gaat het erover in wat voor sóórt wereld God méns geworden ís en nog steeds mens wórdt. Het is een wereld waarin zelfverklaarde machthebbers het voor het zeggen hebben, met oekazes, nietsontziende machtsmiddelen en een hoop geld: mensen zoals keizer Augustus, Quirinius, Pilatus, Trump, Poetin en Musk, mensen die met een grote en obsessieve honger naar macht een wereld scheppen waarin ze over mensen kunnen beschikken alsof het póstpakketjes zonder waarde zijn, van hot naar haar verstuurd, tot asielzoekers gereduceerd, met name kinderen zijn altijd het kind van de rekening van al dat geweld. Wegens administratieve redenen worden Maria en Jozef van Nazareth naar Bethlehem gestuurd, en als Jezus dan daar langs de weg wordt geboren is de situatie in Nazareth zodanig verslechterd dat ze voor zijn leven moet vrezen en met z’n drieën moeten uitwijken en asiel zoeken in Egypte. Dát is het kérstverhaal van vandaag, de áchtergrond ervan, er is niets idyllisch of vertederends in te ontdekken.

Maar het kerstverhaal van vandaag zegt ook dít: toen Maria, Jozef en de nog ongeboren Jezus gedwongen werden om naar Bethlehem te gaan, toen zagen Wijzen ergens in het Oosten aan de nachtelijke hemel een ster oplichten, en ze gingen het licht van die ster achterná, want ze wisten het zéker: die ster kondigde de geboorte aan van een nieuwe koning aan, van een volledig nieuw sóórt koning en heerser. Wijzen uit het Oosten. Wíj hebben er drie koningen van gemaakt, maar het waren gewoon een aantal geleerde mensen, sterrenkundigen en zo, een hele karavaanstoet. Er komen in ons kerstverhaal van vandaag wél koningen voor, maar dát zijn er maar twéé, een válse en onbetrouwbare koning, Herodes geheten, en de wáre koning die kennelijk net geboren is. De Wijzen gaan bij de válse koning te rade waar ze die wáre koning moeten zoeken. Ze moeten ervoor in Bethlehem zijn. Maar de válse koning raakt in paniek en laat, uit voorzorg alle pasgeborenen in de buurt van Bethlehem uitmoorden. Gelukkig heeft Jezus, de pasgeboren wáre koning, op tijd kunnen vluchten. De Wijzen hebben hem nog net kunnen zien en herkennen: het goddelijk mensenkind, de ware koning en Heer, in een vluchteling.

Dat is het kérstverhaal van vandaag. Het zegt: zó, in zó’n wereld komt God, de ware Heer en Koning van álle mensen, ook op jóu toe. Kijk goed. Al vanaf het prille begin staan mensen Hem naar het leven. En tóch: híj als een lichtende ster in een duistere nacht, een ster die ook jou de weg wijst, zodat je niet in het duister zult verdwálen, nergens naartoe, en de verkeerde mensen achternalopen. Want Híj, en Híj alléén is het en blijft het: het ware levenslicht. Hém kun je -anders dan al die andere zogenaamde koningen, presidenten, generaals en machthebbers die enkel aan zichzelf denken, Hém kun je vertrouwen, want Híj is om jóu bekommerd, Híj is in vlees en bloed het eígen levenslicht van God. Als je Hém vindt, herkent en eert met het beste van jezelf, dan is je leven niet en nooit vergeefs, niet en nooit hopeloos. Maar je moet er wél ánders voor gaan leven, op een andere manier bij jezelf thuis raken, door zoals Híj erin te geloven, met hart en ziel en zaligheid: het kleine is het grote de baas, het weerloze wint het van de sterken. Tégendraads gaan leven, even weerloos als Hij; de voor-het-zeggen-hebbers níet naar de mond praten of stiekem gaan heulen met de mensen van man en macht. Ja, je moet zélf zó’n kind zijn, want alleen zó word je een mens van die nieuwe koning, van God, alleen zó krijg je een ándere bestemming.

Ook dít kerstverhaal: een verhaal over Gód. Want wát is een verhaal over God? Het is een verhaal over wat ménsen overkwam, overkomt of overkomen kan wanneer ze het met elkáár over God hebben: in het paradijs al bijvoorbeeld, of bij een brandend braambos, dwalend in de woestijn, bij het zien van asielzoekers en verloren kinderen of op plekken die lijken op Golgotha. Verhalen die zeggen: blíjf erin gelóven, in Gód, in Gods kómst ook in jouw leven, kijk goed hoe het met Hém, Jezus, is vergaan, van diens weerloze geboorte tot en met diens smadelijke dood: het is álles een Openbaring van God de Heer zelf.

Wat zagen de Wijzen? Ze zagen enkel een weerloos kind, een vluchteling, een asielzoeker, maar ze herkenden de boodschap van de ster: zó’n kind, het is Gods eigenste geliefde mensenkind. Ze zagen een volstrekt níeuw soort koning die héél die wereld van man en macht op z’n kop zet, ondersteboven: de Verschijning van de Heer zelf. En het verhaal over wat hen overkwam zegt ons: herken in dat kind hoe ook jíj en jij en jíj moet zijn. Wie anders? Dan komt hier en nu Gods mensenwereld aan het licht, tegen álle verdrukking in. Bidden we daarvoor. Amen

André Zegveld