‘Maria legde alle stukken bij elkaar en overwoog ze bij zichzelf.’
Er overkomt je veel in je leven, hoe langer je leeft hoe meer: goede dingen, kwade dingen, onverschillige dingen, deuren gingen open, andere deuren werden dicht geslagen, relaties werden aangegaan, relaties werden verbroken, liepen vast of stierven domweg af, dierbaren verdwenen in het geheim van de dood. Allemaal stukken leven. Hoe ouder je wordt, hoe meer je ervaart dat alles om je heen veranderd is en nog steeds verandert. Je leven wordt getekend door de pijn van verliezen én door de verwondering over het onverwachte dat zomaar op je pad kwam. Niets blijft hetzelfde, alles verandert.
Door dat alles heen ben je gevormd, vervormd, soms zelfs misvormd. Heel die geschiedenis laat sporen in je na, in je gedachten en gevoel, in je ervaring en je herinnering. Je weet: dankzij dit of dat wat mij is overkomen, dankzij de mensen die ik heb ontmoet, ben ik wie en wat ik ben. Je weet ook: door die en die mensen ben ik niet geworden die ik had willen zijn. Want mensen kunnen andere mensen maken én breken. Iedereen maakt dat mee. Heel dat verleden heeft jou gebracht tot hier en heden. Je bent er door geworden wie je bent, degene tegen wie je ‘ik’ zegt: dit ben ik.
We geloven dat dit alles met God te maken heeft. Hij is de verborgen bron van jouw leven zoals dat is. Hij roept jou op om door dat alles heen tot leven te komen: ‘mens, kom tevoorschijn, kom tot leven.’ Want al wat leven is, is iets van Hem. Het feit dat jij er bent en dat je bent zoals je er bent, ‘bewijst’ dat Hij wil dat jij er bent. God wordt mens in ieder mens, in ieder mens op een unieke manier, want ieder mens is uniek, geen twee mensen zijn hetzelfde. Daarom krijgt God ook in jou een menselijkheid erbij, uniek. Maar leven is: veranderen; is: niet blijven wie je was, maar worden wie je misschien nog niet bent, méér mens worden. Dat gaat levenslang door, ook als je oud bent en het grootste deel van je levenstijd al achter je hebt liggen.
Het is daarom niet goed om in je herinneringen te blijven steken door op dat verleden te blijven kauwen en het te herkauwen. Het is niet goed je aan je verleden vast te klampen als aan een schat die niet verloren mag gaan. Het is ook niet goed is om je verleden open te houden als een wond die zich niet sluiten laat. Net zoals het ook niet goed is je aan je verleden te hechten als aan een soort decor waarin je steeds hetzelfde toneelstuk (een tragedie, een drama, een klucht of een blijspel) aan het opvoeren bent. God is altijd nieuw, altijd hier en nu. Hij heeft altijd iets nieuws met je voor: nu, met het oog op morgen. En met het oog daarop mag je je oog niet laten vertroebelen door de gebeurtenissen van gisteren.
Maar je kunt toch niet zomaar uit je herinneringen stappen, zoals je uit een trein kunt stappen? Dat niet. Wat achter je ligt, leeft nog steeds. Traumatische gebeurtenissen van lang geleden, het verlies van een dierbare, de pijn om wat je in je leven hebt gemist, het kan alles zo dichtbij zijn als de dag van gisteren. Toch: niets is doem. Ook oude pijn is iets waarmee iets gedaan moet worden, iets dat er op wacht om opnieuw begrepen te worden, opnieuw geleerd en uitgelegd. Dat kan een langdurig en soms taai proces zijn. Het vraagt geduld en toeleg om al die stukken leven weer passend te maken. Het is ook iets dat erom vraagt om met anderen gedeeld te worden. De pijn van oude wonden en lang verdriet wordt enkel in een vriendschappelijk gesprek geheeld en getroost.
In het evangelie wordt verteld hoe Maria, de moeder van Jezus, dáármee bezig was. Al het onbegrijpelijke dat haar overkwam, de boodschap van de engel, de wondere geboorte van haar kind, het geluk van het moederschap, de voor haar vreemde levensweg die haar kind koos, de afstand die hij van haar nam, zijn dood: ze deed er iets mee, ze bewaarde al die stukken in haar hart en legde ze daar bij elkaar. Zo werd ze hét symbool van een gelovend mens. Want geloven is niet: veel weten over God en zo. Geloven is: eruit leven dat in alles wat jou overkomt een boodschap van God verborgen gaat, een boodschap die je pas kunt verstaan wanneer je de stukken bij elkaar legt.
André Zegveld