God is nederig [Lc. 1.7-14]

‘Wie zichzelf verheft zal vernederd, wie zichzelf vernedert zal verheven worden.’

God is nederig  [Lc. 1.7-14]

‘Wie zichzelf verheft zal vernederd, en wie zichzelf vernedert zal verheven worden.’ U hoorde het Jezus zeggen toen Hij erover sprak hoe je met je eigen mensen en met de mensen die niet tot jouw eigen soort behoren moet omgaan. Dezelfde woorden zei Jezus ook toen Hij vertelde over een Farizeeër en een tollenaar die beiden aan het bidden waren, de Farizeeër recht overeind en vol eigenwaarde, de tollenaar gebogen over zijn nietswaardigheid, u kent het verhaal: ‘Wie zichzelf verheft zal vernederd, wie zichzelf vernedert zal verheven worden’ (Lc. 18, 3-14). Nederigheid is volgens Jezus het sleutelwoord dat aangeeft hoe je met de mensen én met God moet omgaan.

Maar nederigheid is een dubieus begrip. We verwarren het vaak met beleefdheid en bescheidenheid: dat je je niet groter voordoet dan je bent, en vooral: dat je, als je door afkomst, positie, kerkelijke status of het hebben van veel geld, iets voorstelt in de wereld van de mensen, dat je daar dan met gepaste bescheidenheid mee moet omgaan. Zoals, het is maar een voorbeeld, de commissaris van de koning bij zijn bezoek aan een stad of dorp, heel gewoontjes aanschuift bíj en een kopje thee drinkt mét de bewoners van een woonwagen, alsof hij één van hen is, maar daarna ijlings teruggaat naar zijn eigen soort mensen, en dus zijn leven niet met die mensen deelt. Heeft Jezus het dáárover wanneer Hij over nederigheid spreekt? Dat zeker niet.

Nederigheid: het gaat erover dat je als mens jouw plaats moet weten met en tussen de mensen, dat je goed moet weten dat dát wat je ‘voorstelt’ niet het belangrijkste is, dat je goed moet weten dat je als mens nooit en te nimmer méér bent dan een ander mens, en nooit en te nimmer ook niet mínder. Hoe moet je dan met de mensen omgaan? Ga nederig met elkaar om, zegt Jezus, maar dan wel nederig op Góds manier. Want God is niet op een beleefde manier bescheíden, God is écht nderig. Hij schenkt en gunt alle mensen het leven, iets van Hemzelf, Hij deelt het met allen gelijkelijk, en vraagt daarvoor niets voor zichzelf terug. Hij ‘verdwíjnt’ als het ware zelf in anderen door een en al gever te zijn van zichzelf. Voor die anderen, ons dus, onbetaalbaar.

Denk aan criminelen die iemand gijzelen en daarbij zeggen: ‘Je geld of je leven!’ Een volstrekt zinloze vraag, want het slachtoffer heeft niets te kiezen en kan niet zeggen: ‘neem mijn léven maar, dan houd ik gelukkig mijn géld.’ Je leven is onbetaalbaar. En denk dán aan Jezus, Jezus die als mens sprekend op God leek, Jezus die nederig was op Góds eigen manier. Hij liet alles wat in zijn leven iets voorstelde los, Hij werd de minste van allen, Hij wilde niet méér zijn dan welke mens dan ook, dat was ‘zijn gezindheid’, zijn ‘levensinstelling’. Hij werd even nederig als God: enkel leven-géver, enkel leven-gúnner, zonder iets voor zichzelf te houden, enkel gévende liefde. Jezus gáf zijn léven zoals Gód dat doet, helemaal en om-niet (Fil. 2, 5-11), God die álle mensen het leven schénkt en gúnt, allen gelijkelijk en die in Jezus op een nederige tegen ieder mens zegt: ‘Jij bent belangrijker dan Ik, Ik wil dat jíj er bent, en dáár lever Ik mijn plááts voor in, om-niet.’

Hoe word je daarom als mens écht gelukkig? Door er voor de mensen net zo nederig en belangeloos te zijn als Jezus, en dus net zo nederig en belángeloos als God. Natuurlijk, er zijn familieverbanden, kloosterverbanden, er is jouw afkomst en jouw toebehoren aan een bepaald soort mensen. Maar ‘sluit je daar niet in op,’ zegt Jezus, ‘durf het aan om in en tussen al dat mensengedoe te leven met Jézus’ gezindheid. Zoek in mensen daarom altijd naar Gód, naar Gods domein, Gods rijk, en durf voorbij te zien aan ‘eigen’ en ‘vreemd’, aan hoog en laag, voorbij te zien aan wat mensen voorstellen, aan ‘standing’ en zo, om het belangrijkste zien wat er is: God in ieder mens, want ieder mens wordt door God gewild, wordt door God uitgenodigd om mens te zijn en het leven te leven dat God ons állen gunt. Hoe word je als mens écht gelukkig? Door als mens net zo’n leven-gunner te zijn als God, een néderig mens dus die graag plááts maakt voor anderen, om-niet, op Gods néderige manier.

‘Wie zichzelf verheft zal vernederd, en wie zichzelf vernedert zal verheven worden.’ Niks dus geen beleefde en hoffelijke bescheidenheid, maar gróót willen worden naar Gods eígen maat. Belangeloos gaan leven zoals God dat doet. Want wie belángeloos durft gaan leven, durft gaan delen wat leven in hem/haar is zónder terugbetaald te willen worden, die wordt groter en groter, maar wie dat níet doet wordt kleiner en kleiner, totdat álles wat hij heeft en denkt voor te stellen, spoorloos verdwijnt. Belángeloos leven, daar heeft Jezus het over als Hij het over nederigheid heeft, belangeloos leven, dán ga je al hier op aarde Gods eígen domein binnen. Want belangeloos willen leven, op Góds manier je leven gaan leven, is: in íeder mens Gód zoeken opdat je door Hem gevonden zal worden, op aarde zoals in de hemel. Bidden we daarvoor: dat we zúlke nederige mensen mogen worden. Amen

André Zegveld