‘Amen. Het laatste woord.’
De heilige Drie-eenheid is een geloofsgeheim, u weet het: drie die op een voor ons onbegrijpelijk één zijn, één die drie is. Misschien mag ik een persoonlijke herinnering vertellen. Een van mijn allereerste preken, ruim 50 jaar geleden, was een preek op dit feest. Jong als ik was, wilde ik wel even laten zien dat ik er veel over gelezen en er ook behoorlijk over nagedacht had. Het was al bij al een ingewikkeld en doorwrocht verhaal, meer getuigend van mijn theologische ambities dan van de troost die het evangelie te bieden heeft. Bij de plechtige uittocht dwars door de kerk heen hoorde ik een paar mensen tegen elkaar zeggen: ‘kijk, daar gaat de astronaut.’
De Drie-eenheid: je kunt daarover speculeren tot je zelf niet meer weet wat je denkt. Maar dat is natuurlijk niet het onbegrijpelijke waar de Schrift over spreekt. Voor de Schrift is dít het onbegrijpelijke: dat de liefde van God, de liefde die God is, uitgaat naar ons, niet-God, mensen gemaakt van stof van de aarde. Die onbegrijpelijke beweging van Gods mensenliefde naar ons toe (Tit. 3, 4) is ons grootste en misschien wel enige geloofsgeheim. ‘Zozeer heeft God de wereld lief dat hij zijn eniggeboren zoon geeft, opdat alwie in hem gelooft…eeuwig leven heeft’ (Joh. 3, 16-17). In dit korte zinnetje wordt alles gezegd: dat God beweging is en mensgeworden heil wil zijn, leven en levensgeluk van en voor mensen, heel down to earth. Dat is een heel andere onbegrijpelijkheid dan waar de astronaut van 50 jaar geleden het kennelijk over had.
De Verrezene verzamelt zijn leerlingen opnieuw, de leerlingen die door zijn lijden en dood verspreid waren geraakt en verloren gelopen, een groep dus, een kerk, getekend door ongeloof en ontrouw, toen en nu, want het is natuurlijk dwaas te veronderstellen dat de kerk nu beter zou zijn dan de eerste gemeente van toen, of omgekeerd. Jezus verzamelt zijn leerlingen en zendt hen uit, wereldwijd. ‘Maakt allen waar ook ter wereld tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest...’ Wordt hier het geheim van de Drie-eenheid geopenbaard, zoals wel werd en wordt gezegd? Ik denk het niet. Hier wordt iets heel anders gezegd. Er wordt gezegd: ‘Gaan jullie, leerlingen, heel de wereld rond, en dompelt alle mensen onder in het geheim van God, in de beweging die God is. Zet de mensen in beweging naar God toe, dompelt hen onder in wie dat geheim van God aan het licht gekomen is, doopt hen in het leven, het lijden en sterven van Jezus. Dompelt hen onder in de navolging van hem, zodat de mensen ook zelf vol zullen raken van Gods heilige levensadem door te sterven aan zichzelf, door anderen lief te hebben zoals hij.’ Want God is beweging, een onverklaarbare liefde die in mensen aan het licht wil komen als levenslust en levensvreugde in mensen één voor één, als solidariteit, vriendschap en gemeenschap over alle grenzen heen in mensen-samen: de onbegrijpelijkheid van God.
Dat is in Jezus aan het licht gekomen, in zijn opstanding uit al wat dood is, dood heet en de dood aandoet, om helemaal vol te raken van Gods eigen levensadem. De begroetingsformule die ik altijd en met opzet aan het begin van de eucharistieviering uitspreek zegt het zo: ‘De genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u.’ Dat wil zeggen: ‘de mensenliefde die in Jezus aan het licht gekomen is, is Gods liefde en laat dus zien dat God liefde is, en die goddelijke mensenliefde moge de adem zijn waaruit wij allen leven en samenleven.’
We zeggen dat overigens niet enkel bij het begin van de eucharistie en dus hoogstens eenmaal per dag. We zeggen hetzelfde –tig keer per dag, telkens wanneer wij een kruisteken maken en zeggen: ‘In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Amen.’ Daarin komt alles samen: het kruis, het geheim van sterven en verrijzen, God die de bron van alle leven is (Vader), die als mensenliefde in Jezus is verschenen (Zoon) en die in ieder van ons en in ons allen gezamenlijk tot leven en liefde komen wil (Geest). En we sluiten af met ‘Amen.’
‘Amen’: een achterafwoord, het belangrijkste woord, het laatste wat we te zeggen hebben. Achteraf zeggen we: ‘we verbinden ons aan wat we hebben gezegd’ (Apoc. 19, 1-4). Want eigenlijk weten we niet goed wat we allemaal zeggen als we over Gods naam spreken, over de Vader, de Zoon en de Geest. En misschien, ja eigenlijk wel zeker, moeten we wat we gezegd hebben altijd weer opnieuw nog eens zeggen, maar dan beter, minder hompelig, minder onbeholpen, minder gedachteloos en onwetend, eerlijker, echter. Maar toch: we verbinden ons eraan en zeggen ‘Amen.’
Maar eigenlijk is ‘Amen’ het eerste woord. Want wij zijn niet degenen die begonnen zijn met geloven en bidden, met een kruisteken maken, de Schrift lezen en gemeenschap vormen, met sterven en verrijzen. Wij treffen ons aan, in een stoet van mensen onderweg die er allang mee begonnen zijn, ‘een mensenstroom, een dichte drom op weg naar God’ (Ps. 42, 5). Waar is het begonnen? ‘Amen’ is een ander woord voor God (Jes. 65, 16; Apoc. 3, 4), God die het onbegrijpelijke begin is van alles en allen, God die enkel ‘Ja’ is en ‘Amen’ (2 Kor. 1, 19-22).[1]
De heilige Drie-eenheid. De verrezen Heer verzamelt steeds weer opnieuw zijn povere groep leerlingen en zegt tot hen, tot ons dus: ‘vrede, ontvangt de heilige Geest’ (Joh. 20, 20-22). Vrede, zegt hij, blijdschap dus, levensvreugde, gemeenschap, heilige levensadem: niets over één en drie, over personen, naturen, hun onderlinge verhoudingen, hun eenheid en onderscheidenheid. Hoe zouden we immers God kunnen kennen, wij mensen die niet eens zichzelf kennen, laat staan een ander. Laten we dus het bewegen van God volgen zoals dat bewegen in Jezus aan het licht gekomen is, sterven en verrijzen. Dompelen we ons onder in die beweging. Zeggen we wat we niet begrijpen kunnen: dat God mensenliefde is, Vader, Zoon en heilige Geest. En zeggen we dan het ene woord dat we wel en toch ook weer niet begrijpen: ‘Amen’.
André Zegveld
[1]. Cfr. N. Lash, Believing Three Ways in One God, 1992, passim