‘Jullie weten dat de groten misbruik maken van hun macht’. ‘Dat mag bij jullie niet het geval zijn’.
Macht. Losgeslagen macht. Misbruikte macht. Bij het beluisteren van de woorden van Jezus in het evangelie van vandaag gaan onze gedachten onvermijdelijk naar het wereldgebeuren om ons heen.
Wij zijn dagelijks getuige van de verpletterende stoomwals van losgeslagen macht. De TV brengt het de huiskamer binnen. Verschrikkelijk lijden, oorlog en geweld. En de wanhoop en onmacht van zoveel mensen. In je hart bid je dan: ‘Heer, waarom?’ ‘Heer, hoe lang nog?’
Ik bid dagelijks psalm 13 waarin de psalmist zijn lijden en gevoel van verlatenheid de vrije loop laat. ‘Heer vergeet u mij voor altijd? Hoe lang blijven mijn vijanden sterker dan ik? Heer, mijn God, zie mij en geef antwoord’.
Een goede bekende, docent en pastor in Jerusalem, is ooggetuige van het mateloze geweld daar en schrijft hartverscheurend:
En ik bid nog steeds. Waarom? Luistert God? Mijn gebed is vaak gewoon een worsteling om woorden te vinden die nog steeds een horizon van hoop kunnen schetsen te midden van de wanhoop. Ik zoek naar woorden van geloof, woorden die dromen van rechtvaardigheid en vrede, vrijheid en gelijkheid voor iedereen, in plaats van schreeuwen van woede, gekreun van walging en de sombere stilte van depressie, aan God uitdrukken. In deze taak zoek ik hulp bij degenen die ik in gedachten heb, die tot mij spreken over mijn wereld die in duisternis is gedompeld.
Op 14 november reed een Israëlische pantserwagen in Gaza over het lichaam van de 84-jarige Elham Farah, een geliefde muzieklerares, een vrome christen. Ze had onderdak gezocht in de katholieke kerk van de Heilige Familie. Ze stapte de kerk uit om te zien wat er met haar huis was gebeurd en werd door een sluipschutter neergeschoten. Ze lag urenlang bloedend op straat. Niemand durfde haar in veiligheid te brengen. Een recente foto toont haar stralende gezicht.
(David Neuhaus SJ in The Tablet)
‘Jullie weten dat de groten misbruik maken van hun macht’. ‘Dat mag bij jullie niet het geval zijn’. Die woorden van Jezus zijn nog steeds uiterst actueel. Twee leerlingen in het gezelschap van Jezus, Jacobus en Johannes, dromen van macht, status, bevoorrechte positie. Jezus verwijt hun dat niet. Maar hij gaat met hen in gesprek, hij bevraagt hen. Dat gaat over de beker drinken, en gedoopt worden.
‘Met het doopsel gedoopt worden waarmee ik gedoopt wordt’. Wat bedoelt Jezus daarmee? Bij zijn doop door Johannes in de Jordaan schaart Jezus zich tussen de mensen die zich bewust zijn dat ze het niet allemaal op een rijtje hebben. Daar hoort hij thuis. In Jerusalem zal hij onder de grootste zondaars gerekend worden. Geen Joodse doodstraf. Maar Romeinse kruisiging. Meest vernederend, naakt, helemaal kapot. Die doop ligt in het verlengde van zijn eerste doop. De almachtige uitstraling van zelf-wegschenkende liefde. Daar gaat het dus om.
Macht, zo maakt Jezus duidelijk, de macht waar hij voor staat Is niet harde macht die grijpt, vastpakt, verplettert, over mensen heen walst. Maar een zachte macht die paradoxaal genoeg overwint door de stille kracht van de liefde.
Dat staat haaks op de menselijke verwachtingen. Geen wonder dat zijn leerlingen daar niet bij kunnen. Wie kan dat wel?
Op deze missiezondag wordt ons als nooit tevoren duidelijk dat het hart van onze missionaire opdracht de liefde is, medemenselijkheid.
Wanneer de liefde ooit de enige macht zal worden, zoals het gebeurde in de Lijdende Dienaar, Jezus, dan zal het Rijk van God ons deel zijn hier op aarde.
Maar we zijn nog lang niet zover. Het lijkt wel of er verder van verwijderd zijn dan ooit. Maar met een pijnlijk weerbarstig geloof vragen we te mogen zien dat sinds Jezus Paasfeest, ondanks alle schijn van het tegendeel, de liefde meer en meer de overhand krijgt op losgeslagen en in het absurde ontaarde macht. Titus Brandsma, Franciscus van Assisi, Martin Luther King, Moeder Teresa van Calcutta zijn hiervan de welsprekende getuigen.
Wij zijn er ook getuige van als we naderen tot de tafel van de Eucharistie, waar de liefde alle hiërarchie en macht omvergooit.
‘Heer ik ben niet waardig dat Gij komt onder mijn dak, maar spreek slechts één woord en ik zal gezond worden’.
Fons Eppink