Het is altijd Pinksteren

‘Herken wat je aan de tafel des Heren mag eten.’

Het is altijd Pinksteren

Pinksteren
Pasen eindigt met Pinksteren en Sacramentsdag is als het ware weer de afsluiting van Pinksteren. En dán is de tijd van de grote kerkelijke feesten echt voorbij. Voorlopig is het weer gewoon de zoveelste zondag en de zoveelste week door het jaar. De tijd van alledag dus. Vroeger noemden we die tijd ‘de tijd na Pinksteren.’ Daar zat een diepe gedachte achter. De tijd van alledag stond daardoor helemaal in het teken van wat er met Pinksteren wordt gevierd: dat Gods eigen levensadem over mensen van allerlei slag vaardig wordt. De levensadem, de eigen Geest van God was immers in Jezus mens geworden, en toch: Jezus is gestorven en in de dood verdwenen. Maar hij is uit de dood opgestaan: wat leven in hem was, de eigen levensgeest van God, gaat verder in de mensen die in hem geloven, ook in de mensen van nu, mensen van alledag, mensen die door de levensadem van God worden bezield die hen ertoe aanzet om zich in te zetten voor een menswaardige en voor alle mensen bewoonbare wereld. In zo’n wereld zie je als het ware Gods Geest in mensenvorm, Gods levensadem aan het werk: vrede, vriendschap, geduld, begrip, mededogen, solidariteit, vergeving. Dat noemen we: godsdienst.

Godsdienst
We komen uit een tijd waarin godsdienst vaak verward werd met theologie, met veel geleerde woorden en termen. Denkt u maar aan de catechismus uit uw jeugd. Je moest veel uit het hoofd leren, vaak onbegrijpelijke dingen, je moest het antwoord leren op vragen die je je zelf eigenlijk nooit stelde. Veel was en werd dus voorgezegd. Vragen én antwoorden waren dwingend en verplichtend. Als je maar over de voorgeschreven woorden beschikte, was de vraag wat je er zelf over dacht en bij voelde veel en veel minder belangrijk. Je moest gewoon alles geloven wat de kerk je te geloven voorhield. Daar kwam nog bij dat er ook veel was vastgelegd over hoe je moest leven, hoe je je moest gedragen, wat mocht en wat niet mocht.
Nu wordt er veel meer nadruk gelegd op wat je er met name persoonlijk van vindt, denkt en ervaart. ‘God’ is geen woord meer uit een catechismus, maar heeft alles te maken met je eigen zoektocht en je eigen beleving. De bekende eerste vraag uit de catechismus ‘waartoe zijn we op aarde?’, heeft een andere tonaliteit gekregen: ‘wie/wat houdt mij gaande en staande, waar verlang ik naar, wat doet er voor mij werkelijk toe, waar wil ik naar toe leven, wat bezielt mij hier op aarde?’

Bezielde kerk
Het is altijd Pinksteren. Gods levensadem is nog steeds aan het werk, want de wereld is nog lang niet zoals God die bij de schepping voor ogen stond, en zoals we haar in onze beste momenten en in onze diepste dromen zouden willen. We dromen nog steeds de grote droom waar de Bijbel over spreekt: over ‘een nieuwe hemel en nieuwe aarde,’ en over een stad, Denekamp of Wateringen en omstreken, ‘als uit de hemel neergedaald,’ waar gerechtigheid het laatste woord heeft, waar vrede en solidariteit de toon zetten voor wat mensen met elkaar hebben, ‘een wereld zonder leed of verdriet.’ Gods eigen levensadem: een droom als een grote stem in je binnenste die zegt waar je ten diepste naar verlangt.

De kerk is een gemeenschap van mensen die leven vanuit zulke dromen. Geloven is eigenlijk niet méér dan stem geven aan je diepste dromen. Niet om dromerig te zijn en het daarbij te laten, maar om dromend te weten wat er uiteindelijk toe doet en wat jou dus te doen staat. Bezieling: vol worden van Gods levensadem om je dromen waarmaken door je in te zetten voor de menswording van anderen.

Dat veronderstelt dat we onze oorspronkelijke bezieling weer op het spoor moeten komen, die van het begin van de kerk en van onze diepste dromen. Kerk: er is iemand die om mij geeft, je bent geroepen om iets om een ander te geven, niet zomaar iets, maar iets van Gods levensgeest.

Een Franse bisschop zei ooit: ‘wanneer de kerk niet dient, dient ze tot niets.’ Dienen: je dienstbaar maken aan het leven en het levensgeluk van anderen. De voedselbank hoort daarbij. En ‘voedsel’ is een rekbaar woord. Een mens leeft niet van brood alleen. Vriendschap, aandacht, muziek, vrolijkheid en speelgoed voor de kinderen zijn ook een vorm van dagelijks brood. Dienen: je dienstbaar maken voor het levensgeluk van anderen.

Zonder bidden gaat dat niet. Om echt te kunnen dienen, moet je kunnen putten uit de bron van alle menselijkheid, uit God dus, luisterend naar de stilte van je eigen hart en luisterend naar de binnenkant van het woord van de Schrift, alleen en met anderen. Wat je doet, moet op die manier gedeeld worden, zodat je staande kunt blijven en nooit zult vergeten dat wat je doet alles te maken heeft met God zelf. Bezieling voor mensen van alledag, heilig brood.

André Zegveld