Het hart van ons geloof [Eucharistie met Boeteviering/Mt. 5, 1-2]

‘In God geloven is in mensen geloven’

Het hart van ons geloof  [Eucharistie met Boeteviering/Mt. 5, 1-2]

We leven naar Kerstmis toe, het is nog voorbereidingstijd, we staan vanavond even stil bij wát we geloven als we geloven in de menswording, de menselijkheid van onze God. Want eigenlijk is het natuurlijk élke dag Kerstmis, 365 dagen per jaar, en áltijd gaat het híerom in ons geloof: dat er tussen jou en mij, in al onze relaties van mens tot mens, iets zichtbaar zal worden van Góds menslievendheid. Want dán komt dag in dag uit een goddelijk mensenkind aan het licht, niet geboren via bloedlijnen of zo, maar uit Gods eigen levensadem. Daar staan we bij stil: bij het Gódswonder dat door en tussen de mensen in kan gebeuren. Maar óók bij onze ervaring dat wij altijd hompelige mensen zijn die dááraan voorbij leven in de waan van de dag, mensen die uit zelfbekommernis en zo de weg naar de ander niet durven gaan.

Het hart van ons geloof is immers geen vracht leerstelligheden. Het is het beséf dat God lééft, leeft in wat mensen met elkaar ‘hebben’, met woorden en daden waarmee wij ons, ik en jij, met elkaar verbinden, elkaar een weg ten leven gunnen, trouw en betrouwbaar een goede wereld tevoorschijn roepen, op een heel persoonlijke manier één familie vormen, een lééfgemeenschap waar ieder tot zijn of haar recht mag komen, zodat we op díe manier een dóórkijk geven, als is het enkel stukwerk en soms maar voor even, een doorkijk naar de mensenliefde die we in geloof ‘God’ durven noemen, het laatste woord waar alles en alles op aankomt in onze mensenwereld, altijd heel persóónlijk.

Maar we leven vaak in een ónpersoonlijke wereld, een wereld waarin we via onpersoonlijke structuren de mensen niet als persoon maar schematisch benaderen, geframed, als énkel de verbijzondering van een sóórt, veralgemeend, vervangbaar, inwisselbaar. Daardoor wordt onzichtbaar wie de mensen zélf zijn, één voor één, met naam en toenaam. Vaak doen we daar ook zelf aan mee, heel verholen meestal, op onze kleine schaal: door voorbíj te leven aan wat er van aangezicht tot aangezicht tussen ons, ik en jij, gebeuren kan én gebeuren moet. En omdat het eigenlijk élke dag Kerstmis is, staan we zo vlak voor het feest er even bij stil, bij de grote vraag of we echt ons leven léven uit een levend gelóóf in Gods ménswording in onze relaties en ontmoetingen, of we elk mens echt eerbiedigen in diens eígen waarde door er voor de ander te zíjn, affectief en vooral effectief’. Enkel zó komt, in beginsel, op een onooglijke manier, een nieuwe samenleving aan het licht, een wereld waarin mensen elkáár écht zien en naar elkaar ómzien, een wereld van eenvoudig en vredig mensengeluk die steeds meer gaat lijken op Góds rijk.

Daarom vragen we God en ook elkaar om vergeving voor álles waarin we in dat geloof zijn tekortgeschoten en bidden wij dat wijzelf toch steeds opnieuw een begin mogen zijn van die wereld naar Gods bedoeling, dat wij er toch altijd in zullen blijven gelóven, geloven in Gods menswording in mensen, in Gods liefde voor mensen één voor één, óndanks ons verzuim, óndanks ons vallen en opstaan en de moed verliezen, óndanks onze verdwaalwegen en de zwaartekracht van ons eigen ik. Leven uit dít geloof: énkel wanneer ons geloof en onze hoop zich éénstemmig zullen vertalen in alledaagse liefde voor mensen één voor één, gaan wij de weg naar God en loopt God zelf ons op díe weg tegemoet. Bidden we daarvoor. Amen

André Zegveld