Hooglied

‘Als je de liefde niet hebt, dan ben je niets.’

Hooglied

Iedereen kent wel, minstens van horen zeggen, het bijbelboek Hooglied: een bundel liefdesliederen, gewoon over hartstocht en over wat hartstocht aan genot te bieden heeft. Heel de geschiedenis door hebben vooral kerkmensen zich afgevraagd: waarom staan deze liederen eigenlijk in de bijbel en wat moet je er mee, voor je geloof? Want als je weet wat je voor je geloof met het Hooglied aan moet, weet je ook waarom het een bijbelboek is, een woord van God.

Mensen worden gedreven door verlangen naar liefde, een verlangen zó groot dat geen mens van vlees en bloed het helemaal beantwoorden kan. Daarover heeft de dichter van deze liederen zijn gedichten geschreven. Een man droomt over volmaakte liefde, droomt een gedicht. Dit gedicht neemt de vorm aan van een droom over een vrouw, en deze vrouw droomt zelf weer over wat haar geliefde haar te zeggen heeft. Het is een idylle, een terugkeer naar een soort verloren paradijs. Want daar zijn er maar twee, man en vrouw, één mens: liefde om zichzelfs wille, zonder enige bekommernis om vruchtbaarheid en nageslacht. Het verhaal over wat er met die man en die vrouw buiten dat paradijs gebeurt en met de kinderen die ze daar krijgen, moet nog beginnen. Het is alles een droom van wat mensen ten diepste verlangen: de droom van een ‘tegenover’, kussend en tekenend, liggend aan haar zijde en glurend door het venster van haar slaapvertrek.

Maar die droom staat in de bijbel. Alles gaat schuiven. Die paradijselijke mensen heten Adam en Eva: een scheppingsverhaal. Het scheppingsverhaal is dus een bruiloftsverhaal. Het verbindt zich met andere bruiloftsverhalen uit het ene boek Bijvoorbeeld met het verhaal over de stad die als een bruid uit de hemel neerdaalt zodat er een paradijselijke gemeenschap tussen God en mensen ontstaat, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, Eden wereldwijd. Met het verhaal ook over Jezus: hoe Hij een vrouw ontmoette die Hem veel liefde betoonde. En is dat dan niet hetzelfde verhaal als dat over Hem en de Samaritaanse aan de bron, alsof Rachel er opnieuw is, nu met Jezus, beiden sprekend over water, levend water, levenswater in de schoot van een vrouw. Jezus verlangt naar dat water: ‘Geef mij te drinken.’ En de vrouw wordt voor Hem een bron, zoals de bruid uit het Hooglied. Maar Híj is méér. Het is alsof Hij de eerste mensen schept: hier begint alles pas echt.

Het Hooglied is een bundel liefdesliederen. Heel gewoon. Maar het staat in de bijbel. Op die manier zegt het dat dit gewone veel en veel verder reikt dan je misschien met je lijf denkt. Het zegt: wat zich aan liefde tussen mensen afspeelt, diepe gevoelens en uiterst lijfelijke ervaringen, het heeft alles te maken met het geheim van het leven zelf, met de eigen vitaliteit van God die in ons ademt, heen en weer. Het staat in de bijbel, om ons als een woord van God dát duidelijk te maken, zodat je weet wat er eigenlijk aan de hand is wanneer je met je geliefde verliefd langs het strand loopt, of wanneer je ’s avonds aan tafel met je gezin commentaar levert op de kwaliteit van de spruitjes: menselijke liefde is een sacrament, tweerichtingsverkeer, van God naar mensen en van de mensen naar God toe.

André Zegveld