‘Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en ze volgen mij. Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan.’
Roepingenzondag
Zoals zo vaak spreekt Jezus in beeldtaal vandaag. Het gaat over de Goede Herder. We noemen deze dag toepasselijk ook roepingenzondag. Een dag voor elk van ons om onze roeping te vieren, om daarvoor dank te zeggen. De meest fundamentele roeping die we met de hele mensheid delen is om volledig mens te zijn en te zorgen voor elkaar en voor de schepping. Als Christen horen we daarin ook een uitnodiging om op weg te gaan in het voetspoor van Jezus. De kiem daarvan is in ons gelegd, in elk van ons, toen we het doopsel hebben ontvangen. Je zou het een soort innerlijke stroom, een golflengte kunnen noemen, een wifisignaal dat in aangezet.
Je kunt erop afstemmen, je kunt het ook negeren.
Dag Hammarskjöld, de bekende Zweedse mysticus, zegt dat heel mooi:
‘Gebed, in woorden gekristalliseerd, kent een permanente golflengte toe waarop de dialoog moet worden voortgezet, zelfs wanneer onze geest bezig is met andere zaken’.
Elk van ons, elke christen, is een geroepene, geroepen om ruimte te maken voor God. Geroepen tot relatie.
Dat is het meest fundamentele, leren luisteren met het oor van het hart.
Alle bijzondere roepingen – moeder, dokter, boer, programmeur, leraar, religieuze, priester, noem maar op, ze vertrekken vanaf die basis en fundering, zou je kunnen zeggen.
En ze zijn altijd een uitdrukking van grotere dienstbaarheid aan de gemeenschap, aan de medemens. Paulus spreekt uitgebreid over de gaven van de Geest in de eerste brief aan de christenen van Korinthe.
De grootste gave is de liefde.
Roeping
Ik hoorde onlangs zo’n persoonlijk roepingsverhaal. We hadden bezoek bij ons in Oosterbeek van een bijzondere gast, Aboena Jens Petzold, een Zwitser die leeft en woont als monnik in Iraq, in een kleine kloostergemeenschap. Hij vertelde dat hij uit een gezin komt waar geloof en godsdienst nooit ter sprake kwamen. Ze hadden er helemaal niks mee. Totaal seculier, ongelovig. Maar hij had van jongs af aan al een onbestemd verlangen om achter de horizon te kijken. En zo begon hij in z’n twintiger jaren een zoektocht. De eerste halte was Japan omdat hij in aanraking was gekomen met het boeddhisme. Hij voelde zich aangetrokken tot Zen. Na een jaar verkenning voldeed dat toch niet en zocht hij verder. Via allerlei omwegen kwam hij in Jerusalem terecht en bezocht daar op een bepaalde dag een klooster in Syrië. Mar Moessa. Hij werd er geraakt door de gastvrijheid – christenen en jonge moslims werkten samen om mensen te ontvangen. De abt, Paolo Dall’Oglio, een bijzonder charismatisch figuur, zei tegen hem – Ik hoef geen afscheid te nemen, want jij staat hier morgen toch terug’. Hij geloofde er niks van. Maar toch – een onzichtbare hand bleef hem trekken. Eerst kwam hij drie maanden, toen een heel jaar. Hij liet zich dopen. En werd uiteindelijk lid van die gemeenschap. Wahat Ibrahim al-Khalil – een monastieke gemeenschap die zich tot doel stelt interreligieuze ontmoeting te bevorderen. Geen dialoog maar ontmoeting.
Roeping. Roepingenzondag.
We laten ons inspireren door het verhaal van de Goede Herder. Een heel herkenbaar beeld voor de tijdgenoten van Jezus. En misschien ook wel weer een beetje voor ons, nu we verhalen lezen de in de krant over wolven die schaapskuddes aanvallen op de Veluwe. We horen Jezus zeggen: (Ik ben de Goede Herder). ‘Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en ze volgen mij. Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan.’
Een herder die instaat voor het leven van zijn schapen. Het beeld en de tekst ademen een sfeer van vertrouwen, eerbied en rust. Een sfeer die getekend wordt door:
Luisteren. Echt horen van de stem. Luisteren is niet makkelijk, omdat je dan even het centrum buiten jezelf plaatst. Echt luisteren is ruimte geven aan de ander. Volgen. Afstemmen op de golflengte. Jezelf laten bevragen.
Eén zijn. Vertrouwen dat de Oneindige in ons woont. Dat elk van ons in het diepst van ons wezen ‘theofoor’ is, godsdrager, beeld en gelijkenis van God.
En dan die enigszins raadselachtige zin even verderop:
‘Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven’. (alternatieve vertaling)
Je kunt je afvragen: Wat is dat dat alles te boven gaat? Ik denk dat Johannes hier duidt op de liefde die zichtbaar geworden is in Jezus. De liefde waarvan Paulus zegt dat ze alles overstijgt. Liefde die door Jezus wordt verstaan als absolute dienstbaarheid. ‘Wie is groter: hij die aanligt of hij die bedient? Is het niet hij die aanligt. Ik ben echter in uw midden als iemand die dient’ (Lk 22: 27)
Dat is de grondregel van elke roeping: dienende liefde. Dat is groter dan alles. Groter dan alles is wat zichzelf uit handen geeft. We hebben er de afgelopen week nog weer bijzondere aandacht aan gegeven.
Aan bevrijding. Ik ben woensdag nog weer eens over het oorlogskerkhof gelopen bij ons in Oosterbeek. Altijd een ontroerende ervaring als je de leeftijden ziet van de gevallenen voor onze vrijheid. Ik denk ook aan Titus Brandsma (Wordt 15 mei heilig verklaard), Dietrich Bonhoeffer, Etty Hillesum, Edith Stein.
Groter dan alles is de regie verloren hebben over alles. Over het hoofd gezien worden, de dementen, de zieken, de gemartelden, de vergetenen, en onzichtbaren.
Groter dan alles is wat naakt vertrouwt op de Levende. Wat niet past in ons systeem: vreemdelingen, ontheemden, de ontheemde in onszelf, de eenzame.
Groter dan alles is degene die met open handen durft te staan voor het Gelaat van de Onzienlijke.
Fons Eppink