Met het feest van Christus Koning vieren we de nederigheid van God, de nederigheid van Gods macht: die de van weerloze overmacht van echte liefde.
Wij zijn uiteindelijk árme mensen, mensen die moeten leven in een voor ons onbegrijpelijke want ondoorgrondelijke wereld, waarvan ons het láátste waarom, de bedoeling van alles en alles verborgen is. Een groot geheim. Vandaag vieren we de koninklijke mens over wie Psalm 8 spreekt: ‘Als ik kijk naar de hemel, het werk van jouw handen, God…., wat stelt een mensje dan voor. En tóch: Jij hebt hem bijna een god gemaakt, en alles en alles aan zijn voeten neergelegd’ (Ps. 8, 4-7). Christus Koning. Wat zegt dat over óns?
Jezus heeft het ondoorgrondelijke geheim waardoor we worden omgeven gezien, ervaren en vooral belééfd als een ultieme bron van genadigheid, als een Vader die zijn leven wil geven. Het was zijn Blijde Boodschap voor ons. Zijn zowat eerste woorden waren: ‘God, Gods rijk, is dichterbij dan je denkt. Pas je leven dááraan aan’ (Mc. 1, 15). Vandaag horen we zijn zowat laatste woorden daarover, een parabel over de laatste dingen, een ‘laatste oordeel’. Ook díe parabel is evangelie, blijde boodschap. Jezus zegt: ‘Mens, ga er toch voor ópen dat God dichterbij is dan je wel denkt, anders wordt het helemaal niets met jou, met de wereld waarin je leeft. Ga net als ik leven uit de verborgen bron van alles en alles, uit de oergenadigheid van God. Want dát is het láátste woord over je leven. Laatste oordeel.’ Niet iets dus om bang van te worden, maar blíjde boodschap, voor álle mensen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, politieke kleur of wat dan ook, blijde boodschap voor republikeinen en democraten, Forum van Democratie en de SGP. Jezus vertelt met deze parabel aan het einde van zijn leven dus dezelfde blijde boodschap als aan het begin van zijn openbare leven, hij zegt ook hier wat hij elders zegt, ook als blijde boodschap: ‘wees volmaakt, barmhartig, zoals je ergenadige Vader in de hemel volmaakt barmhartig is’ (Mt. 5, 48). Zó wil hij ons de weg wijzen naar Gods rijk, Gods leefgebied in onze vaak duistere wereld. Je moet gaan leven als een mens die wéét waar het op aankomt, als de kóninklijke mens uit Psalm 8. Christus Koning.
Leven als een koninklijke mens. U kent het opschrift dat Pilatus liet aanbrengen op het kruis waaraan Jezus te sterven hing: ‘dit is de koning der Joden’ (Joh. 19, 19-22). Een spotschrift, ongetwijfeld. Maar óngewild tegelijk óók evangelie, woorden die verwijzen naar het geheim dat verborgen gaat in alwat is, verwijzen naar Gods genadigheid. Een spotschrift dat ónbedoeld evangelie is geworden: ‘Zó ziet de koninklijke mens eruit, zó en niet anders. Vergis je dus niet, mens, blaas jezelf niet op, maar breng je leven terug tot de maat van déze mens. Alleen zó ben je volmáákt zoals je hemelse Váder volmaakt is, barmhartig is.’
Je gaat het rijk van God, Gods leefgebied, dus binnen door zó’n koninklijke mens te zijn, door te leven zoals híj, Jezus, dat heeft gedaan: barmhartig, met compassie voor ieder mens, voor mensen in nood allereerst. Want dát is het geheim dat verborgen gaat in alles en alles, het geheim van Gods oergenadigheid, dat het léven van je leven is. Daarom is een mens pas kóninklijk als hij met díe genadigheid meebeweegt. Jezus’ hart ging dáárnaar uit, naar dat rijk, helemaal, zó intens dat hij zich identificéérde met mensen in nood, mensen die niet aan leven toekwamen, zó intens intens zelfs dat hij op het einde van zijn leven zijn volmaaktheid bereikte en ook zélf niet méér was dan één van hen: ‘wees volmaakt zoals je hemelse Vader volmaakt is.’ Hij is dé koninklijke mens, Christus Koning.
Als alle mensen zouden leven als déze mens, dán, ja dán zou Gods rijk helemaal gekomen zijn, zou de wereld waarin we leven in alle doorzichtigheid Góds leefgebied zijn, zoals in de hemel zo ook op aarde. Maar zover is het nog níet, nog láng niet. Wíj moeten nog zulke koninklijke mensen worden, door ons te identificeren met hém, Christus Koning, en ons dus één van hen te weten, de minsten. We bidden erom, in het Onze Vader, -tig keer per dag: ‘uw rijk kome…’ Maar dat rijk, Gods leefgebied, is niet ergens, buiten ons. Het is iets inwendigs. Wanneer we naar Jezus’ woorden luisteren en ernaar proberen te doen, ons identificeren met hém, dan gaan niet wíj dat rijk binnen, maar komt dat rijk bij ons naar binnen. En van bínnenuit moet dat rijk dan groeien naar buiten: nieuwe verhoudingen, compassie, vrijheid, solidariteit, en vult u zelf maar aan.
Laatste oordeel, uiteindelijk meetlat waaraan ons leven wordt gemeten: blijde boodschap. Geen toekómstig oordeel, ooit, neen, een oordeel hier en nu. Spreekt Gód dat oordeel uit? Ja en Neen. Het zijn de mínsten, de armen en kwetsbaren, de niet-hebbers die dat oordeel uitspreken. ‘Niemand heeft immers ooit God gezien, God als Gód’ (Joh. 1, 18). Zíj zijn het die het in lévenden lijve zeggen: ‘jij hebt me gezien, gehoord, iets met en voor me gedaan, of níet.’ En of we het ons nu bewust zijn of niet: door hén heen worden wij door Hém, God, aangekeken, die zich, één en al genadigheid, met hén heeft geïdentificeerd.
Waar gaat het dus uiteindelijk om? Niet om het behoren bij een partij, of bij een kerk. Het gaat enkel om dit ene: of je leeft uit en met compassie voor de mensen om je heen. Heel concréét. Want let wel: er is bij dit laatste oordeel, geen sprake van líefde, het gaat énkel om wat je dóet voor de mens naast je wiens leven een beroep op je doet, wat je heel basaal dóet: brood, kleren, een bed om te slapen. Want díe mens, níemand anders, geen priester, geen bisschop of paus, díe mens is de pláátsbekleder van God. En in díe mens zie je dus ‘wat geen oog ooit heeft gezien, geen oor gehoord, wat in geen mensenhart ooit is opgekomen’ (1 Kor. 2, 19), tot het in Jezus aan het kruis duidelijk werd: híj is onze koning. Blijde Boodschap. Een uitnodiging om ook zélf als koninklijke mens het leefgebied van God te betreden door, als mens, volmaakt te zijn zoals je hemelse Vader dat is. Bidden we dat wíj, ook wij, als kóninklijke mensen met ons heel concrete léven Góds leefgebied mogen laten zien. Amen
André Zegveld