‘…op aarde zoals in de hemel.’
Een paar woorden om in de stemming te komen van het feest van vandaag: Maria’s tenhemelopneming. We gaan daar níet over speculeren: over de hemel, over Maria daar met lichaam en ziel, en wij ook ooit, met lichaam en ziel, speculeren van geleerd tot zeer geleerd, zó geleerd zelfs dat je eigenlijk niet goed meer weet waar het over gaat. Heel eenvoudig dus: Maria’s tenhemelopneming is een feest dat te maken heeft met het hart van ons geloof, met hoe wij, als gemeenschap van Jezus-volgelingen, bedóeld zijn: als een heilig teken aan de hemel, een signaal, een wegwijzer naar verder en verder, béter en ánders. Een teken aan de wand: een zwangere vrouw, elke draak moet, met het oog op het nieuwe leven, worden overwonnen, de aarde moet een hemel zijn. In díe vrouw wordt iets zichtbaar van de kerk, van Gods volk door de tijden heen, van moeder kérk. En als wij -eigentijds gezegd- inzoomen op die moeder zien we ménsen, en die mensen zijn wijzélf, want kerk ís mensen, mensen als Maria, mensen die zwanger zijn van God, God die ín ons en uít ons geboren wil worden, een teken aan de hemel naar beter en anders.
María’s tenhemelopneming komt in de Schrift niet voor. Of toch wel. Ik denk dan aan met name twee woorden van haar, twee die zowat álles ínsluiten. Het eerste woord is haar antwoord aan de engel: Zie de dienstmaagd van de Heer. Mij geschiede naar jouw woord. Het tweede woord is wat zij bij de bruiloft van Kana tegen Jezus’ leerlingen, óns dus, zegt: Doen jullie maar alles wat hij, Jezus, zal zeggen.
Jezus zal later zeggen: Mijn spijs is het om Gods wil te doen. Maria zegt dus hetzelfde als wat Jezus zegt: dat Gods wil moge geschieden. En wat moeten wíj dan doen als wij hetzelfde verlangen? Daar gaat dus Maria’s tweede woord over: Doe maar wat hij, Jezus, jou zegt. Want dát is wat God zélf, bij Jezus’ doop: Híj, Jezus, is mijn geliefd mensenkind. Luistert naar hem.
Johannes van het Kruis commentarieert: ‘God heeft ons zijn zoon gegeven, zijn énig woord. God heeft geen ander woord. Hij heeft in één keer álles gezegd, méér heeft hij niet te zeggen. Dat éne woord is álles voor jou: je broeder, je gezel, je meester, jouw prijs, jouw beloning. Want als je naar hem luistert, hoor je God spreken, in mensentaal. Dáár vol van raken, vol van hém, zwánger van hem. Want hij wil in ons mens worden, zoals hij in Maria mens is geworden, en zoals hij uít haar geboren is, vlees en bloed, zo moet dat ook uit jou. Zodat ieder van ons het ooit kan zeggen, van harte en voluit: niet ík leef, maar híj in míj, híj is de goddelijke adem die mij draagt, verder en verder. Dát vieren we vandaag: onze lévensopdracht op aarde die tot in de hemel reikt. Want wat heb je eraan dat María ten hemel is opgenomen, als dat niet ook met jou zal gebeuren, met u en mij?
André Zegveld