‘Het grote mysterie is niet dat het kwaad geen einde kent, maar dat het ooit begonnen is.’ J.-H. NEWMAN
Eigenlijk kan er met Palmzondag maar beter niet gepreekt worden, want met deze zondag begint de Goede Week, en de Goede Week is zelf één grote preek. Jezus trekt Jeruzalem binnen, er is groot enthousiasme, hij lijkt wel koning, mensen staan met boomtakken te zwaaien. Maar iets verderop komt de zaal van het Laatste Avondmaal al in zicht. Daar zal Jezus laten zien wat het inhoudt, zijn koningschap: dat hij zich tot het uiterste toe zal geven, als brood; dat hij gegeten moet worden en dus voor en zelfs in anderen verdwijnen, omdat leven geven is, Witte Donderdag. Zijn leerlingen en vrienden zullen er niets van begrijpen, ze zullen Hem allemaal in de steek laten. Vanuit de zaal van het Laatste Avondmaal loopt Jezus rechtstreeks zijn dood tegemoet, en verandert de Witte Donderdag in Goede Vrijdag, over en uit. Dan wordt het donker en stil, tot in de Paasnacht zal blijken dat juist deze weg de weg ten leven is. De Goede Week: één groot verhaal over de weg waarlangs ook wij ten leven kunnen komen.
Dát verhaal vertellen we deze week voor de zoveelste maal aan elkaar, om nooit te vergeten, om hem nooit te vergeten, om nooit te vergeten wie we zijn en waartoe we geroepen zijn. En vandaag begint dat hele verhaal dus, met de intocht van Jezus in Jeruzalem. Hij zit op een ezelsveulen. Want dat had de profeet Zacharia voorzegd: “Zie, uw koning komt, hij is nederig, hij rijdt op een ezelsveulen. ”Waarom toch die nadruk op dat ezelsveulen, het jong van een lastdier? Dat is om te onderstrepen waarop deze koning niet is gezeten. Deze koning zit niet op het dier waarop normale koningen altijd zitten, het dier waarop ze hun oorlogen voeren en zich in vol ornaat, met pluimen, zwaarden en gala-uniformen laten afbeelden: het paard. Deze koning ziet niet hoog te paard.
Eigenlijk dus heel gek. Alsof koning Willem-Alexander hier in Denekamp en ook bij de zusters intocht houdt: de burgemeester heeft z’n beste pak aan, ambtsketen om de hals, de wethouders zijn er, de pastoor is er en de dominee, met de overste van de zusters, allemaal gewassen en gestreken, met verder massa’s kinderen met vlaggetjes en het hele dorp versierd. Een en al spanning. Eindelijk komt er een cordon motoragenten aan, met de commissaris van de koning in de grootste Mercedes die er is. En tenslotte komt de koning zelf, in een klein vrachtautootje. Zoiets.
De koning die ‘Jezus’ heet, hij is een teken van tegenspraak. Man en macht hebben, zegt hij op deze manier, niet en nooit het laatste woord. Daarom zullen machtige mensen hem gevangennemen, hem hun wereld uitjagen en ter dood laten brengen. Waarom? Omdat hij met heel zijn leven zegt: ‘God? God is niet te vinden aan de kant van de machtigen, aan de kant van de patsers en van de mensen die het gemaakt hebben. Langs die weg komt God de wereld niet binnen, niet hoog te paard. Wanneer je God vinden wilt, zul je hem moeten zoeken bij mensen in de knoei en in de knel, mensen die onder de last gebukt gaan van wat hoog en machtig is.’ Het ezelsveulen is, zonder een woord te zeggen, het levende symbool van Jezus’ leven en levensweg. Door op die ezel te gaan zitten, zegt Jezus zonder woorden te gebruiken: ‘Kom tot mij, jij en jij die belast en beladen door het leven moeten gaan, ga met mij mee, want als je mij achternagaat op mijn weg, zul je gaan leven, en je leven zal verkwikkend licht worden.’
Lopen ook wij achter hem aan, heel deze Goede Week, heel ons leven lang, langs de weg die Jezus zelf is: uit kracht dat het brood van Witte Donderdag ons geeft, via het donker van Goede Vrijdag naar het licht van Pasen. Amen
André Zegveld