‘Gaan doen wie Hij, Jezus Christus, is.’
Hemelvaart, zusters en broeders, Jezus stijgt ten hemel op. Vraag: waar is de hemel? De hemel is waar God is, waar God is dáár is de hemel. En dus: waar God is, dáár is ook onze uit de dood opgestane Heer. En ónze roeping is het om dáár te zijn waar Hij is. We bidden er dagelijks voor, in het Onze Vader: ‘uw wil, God, geschiede op aarde zoals in de hemel.’
Daarover gaan de verhalen over Jezus’ hemelvaart: hoe de eerste christenen hun weg door het leven, hun lévensweg, weer hebben gevonden toen Jezus smadelijk de dood was ingejaagd en in die dood verdwenen leek. Johannes laat het Jezus zelf zeggen toen Maria Magdalena zich aan Hem wilde vastklampen: ‘Houd mij niet vast, want Ik ben nog niet opgestegen naar míjn en júllie Vader.’ (Joh. 20, 17). We moeten ons, met andere woorden, niet vastklampen aan Jezus’ fysieke gestalte, het gaat om zijn Blijde Boodschap, zijn project-Rijk van God dat door moet gaan ook al is Hijzelf fysiek verdwenen.
Hemelvaart: Jezus is wég, verdwenen in het geheim van God, ‘niemand heeft Hém, God, ooit gezien’ (Joh. 1, 18). Jezus’ mensenleven was één grote zegen geweest door en van God: heling van zieken, troost van bedroefden, verzoening en vergeving, omzien naar kleine en onbeduidende mensen. En het drong tot de leerlingen door, het besef: voortaan moeten wíj die goddelijke zegen zijn. Ze geloofden: op díe manier zal Jezus altijd en overal bij en met ons zijn, ja, zullen Hij en wij sámenleven in het grote geheim van God. Jezus’ heengaan is als het ware de opdracht om ook zélf te zijn zoals Hij, ja, Jezus laat hen lós opdat zíj tot zíjn maat zullen groeien en groeien, uit zíjn levensgeest, met zíjn heilige levensadem, Gods levensadem nu in hén. Zíjn heengaan is hún zending: om te zíjn zoals Hij, hun roeping om niet in de veilige beslotenheid van gelijkgezinden, heel stilletjes en vol van hun eigen gelijk, een kleine kudde te zijn, maar om, zoals Marcus dat zegt, ‘de wereld in te gaan om overal Gods Blijde Boodschap te preken, niet met een hoop onfeilbare geleerdheid en allerlei mitsen en maren, maar door zelf als Hém te zijn: liefde van mens tot mens. Het is ook ónze roeping: vol vertrouwen op weg gaan en zélf als Gods rechterhand op aarde zijn, dat áándurven, en ons steeds opnieuw afvragen: hoe zoekt God nú door ieder van ons heen naar de mensen van nú?
Met het oog dáárop moet je jezelf voeden: met zijn parabels over zijn project-Rijk van God; voeden met zijn levensgang en levenslot, je daaraan vastklampen, op aarde zoals in de hemel. Dat klinkt heel verheven, maar is uiteindelijk heel dicht bij de grond: het lijden van anderen verzachten, onderlinge vrede bestendigen, asielzoekers als mensen benaderen, er niet van uitgaan dat jíj groter wordt door ánderen kleiner te maken, nooit denken en doen alsof er in de wereld geen plaats is voor een mens, wie dan ook. En dus: wanneer je je enkel en alleen vasthoudt aan de leer van de kerk en zo, dan dooft jouw geloof langzaam uit, ja, dan mis je de hemel, al blijf je uiterlijk een oppassende katholiek. Neen, ernaar verlangen om volgeling van Jezus te zijn door jóuw mensenleven te leven zoals Hij het zíjne geleefd heeft, tot en met zijn dood, door ánderen ertoe aan te zetten om dat ook te gaan doen, en zó Jezus’ aanwezigheid zijn in de wereld van nú, kerk, zíjn lichaam.
Niet dus in God-in-het-algemeen geloven, zo van: ‘ik geloof wel dat er ergens iets is…’, neen, geloven in die éne God die door Jezus ‘Vader’ werd genoemd, en in díe God geloven op de manier waarop Jézus in Hem geloofd heeft. Jezus is ten hemel opgenomen, in God verdwenen, jóuw leven moet daarom een lévende gelóófsbelijdenis zijn, doordat je het met jouw mensenbestaan laat zien: ik geloof in de God in wie ook Jezus heeft geloofd. En dus levender wijs laten zien: in God is geen geweld, God is geen albediller, geen hoge instantie die ons bespiedt, controleert en de maat neemt, God is als een vriend die wil dat jíj er bent. Jézus is ten hemel opgenomen opdat wíj het zouden gaan doen: geloven in zíjn project-rijk-van-God, met het oog daarop ernaar verlangen te vinden wat Híj heeft gezocht, geloven waarin Híj geloofd heeft, verlangen te bidden zoals Hij, en de mensen om ons heen op zíjn manier beminnen. Dán zijn ook wij op weg naar de hemel.
Hemelvaart van Jezus. Híj gáát, zeker, maar Hij gáát om overal en altijd te kunnen kómen. En Hij komt telkens weer waar en wanneer wíj, ieder op zijn of haar eigen manier, Hém na-leven en gaan doen wat Hij heeft gedaan. Daarom: niet naar de hemel blijven staren, maar gewoon hier op aarde ervoor zorgen dat tranen gedroogd worden, hongerende kindjes te eten krijgen, eenzame mensen worden bezocht en rouwenden getroost, oud zeer wordt vergeven, en vult u zelf maar aan. Want dan zijn ook wíj op weg naar de hemel, en u weet: de weg naar de hemel ís de hemel. Johannes zegt het op z’n aller duidelijks: ‘Zeggen dat je in God gelooft, is zélf gaan doen wat God ís’ (1 Joh. 2, 4), liefde van mens tot mens, niemand uitgesloten, praktisch, effectief. Bidden we dat ook wíj zúlke mensen mogen zijn. Amen
André Zegveld