Vandaag op het feest van Christus Koning, zeggen we dat de zelfgave van Jezus het centrum is van heel de schepping, zover als zij reikt. Daarin vinden wij onze oorsprong, onze bestemming en onze bekroning.
Het is vreemd gesteld met dat koningschap van Jezus. Pilatus weet er ook al geen raad mee. Hij vraagt Jezus: "Zijt Gij de koning der Joden?" Jezus geeft een ontwijkend antwoord. Pilatus komt er niet helemaal achter wat voor koning Jezus dan wel is. De ondervraging van Pilatus is erop gericht Jezus als een soort "troonpretendent" aan de kaak te stellen. Pilatus ging ervan uit dat Jezus uit was op politieke macht, dat hij dus een gevaar zou kunnen zijn voor de Romeinse bezetter en voor zijn eigen positie. Mensen die het politieke spel spelen, laten zich op allerlei manieren gelden, -dat zien we alle eeuwen door, en iedere dag opnieuw-. Pilatus die is aangesteld om de orde te handhaven, kan dat soort mensen niet ongestoord hun gang laten gaan. Hij wil Jezus ontmaskeren als een gevaarlijke rebellenleider. Jezus ontwijkt de vraag van Pilatus enige malen. Daarmee prikkelt hij zijn nieuwsgierigheid. Jezus geeft aan dat zijn koninkrijk anders is dan wat men daar gewoonlijk onder verstaat. Zijn volgelingen staan niet klaar met wapens om hun koning te verdedigen. Het was immers zo dat Petrus die wél het zwaard trok, een terechtwijzing van Jezus kreeg. Jezus zoekt geen koningschap zoals Herodes of Caesar of andere tijdgenoten dat belichaamden. Hij zou die kans misschien wel gehad hebben. Het was zelf zo dat zijn leerlingen en sommigen van zijn toehoorders Hem ertoe trachten te verleiden. Ze zagen dat wel zitten: volgeling te worden van een rabbijn en een volksleider die met man en macht de Romeinen uit het land zou gooien. Na het broodwonder aan het Meer van Tiberias heette het: "Omdat Jezus bemerkte dat ze zich van hem meester wilden maken om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen, trok Hij zich weer in het gebergte terug, geheel alleen."(Joh.6,15)
Jezus zwicht niet voor de verleiding om de macht te grijpen, gedreven door de kortstondige volksgunst. Een koningschap dat gebouwd is op geweld of gebouwd op brood en spelen, wijst Hij af. Jezus zegt: "Gij weet dat de heersers der volkeren hen regeren met ijzeren vuisten dat de groten misbruik maken van hun macht over hen. Dat mag bij u niet het geval zijn. Wie onder u groot wil worden, moet dienaar van u zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, moet slaaf van u wezen." (Marcus 10, 42-45)
Pas als Jezus voor Pilatus staat, -onbeschermd, gevangen, met geboeide handen, in het aangezicht van zijn gewelddadige dood, spreekt Jezus over zijn koningschap. Als Hij nu over "koning zijn" spreekt, is het duidelijk dat dit niets te maken heeft met het koningschap van deze wereld. Het vervolg van het lijdensverhaal laat wel zien dat zijn koningschap van een heel eigen soort is: zijn kroon is van doornen gevlochten, de koningshulde is er een van spot en bespuwing, de "Blijde Incomste" is de tocht naar Golgotha, de kruisiging is zijn intronisatie.
Deze koning heeft geen ander gezag dan zijn zachtmoedigheid en geduld. Zijn enige wapen is zijn weerloze liefde. De inhoud van zijn koningschap is: laten zien dat God zíjn en ons aller Vader is en dat wij, door in de Zoon te geloven, kinderen van God worden. Het zal duidelijk zij dat zo'n koninkrijk in de machtsverhoudingen van onze wereld nauwelijks een bestaansrecht heeft. Het kan zich absoluut niet meten met degenen die de politiek bepalen en hun heerschappij opleggen en uitoefenen. Alleen met de ogen van het geloof ontdek je waar dít koningschap zich laat gelden, waar het werkzaam aanwezig is. Toch is het zo dat wij in kracht van ons doopsel en van ons geloof, burgers en deelgenoten van dat koninkrijk zijn. In het Nieuwe Testament worden christenen, worden wij aangesproken als een koninkrijk van priesters: we delen daarin als leerlingen van Christus. Misschien dat we bij enig nadenken wel terugschrikken voor zo'n identiteit, voor zo'n paspoort: want dat koningschap en priesterschap betekent dat we heel wat van onze zekerheden, - macht en invloed, geld en goed- moeten relativeren. Zo'n koningschap, zo'n priesterschap is riskant: want je hebt er slechts deel aan door jezelf te geven zoals Jezus dat deed. En zó jezelf radicaal uit handen te geven, wie is daarvoor niet bang?
In het leven van Jezus, in zijn sterven en verrijzen, zien we een mens die zichzelf helemaal geeft. En van die zelfgave geloven en beamen wij dat ze vruchtbaar is geworden over de grens van de dood heen, voor heel de wereld. En vandaag op het feest van Christus Koning, zeggen we dat de zelfgave van Jezus het centrum is van heel de schepping, zover als zij reikt. Daarin vinden wij onze oorsprong, onze bestemming en onze bekroning.
Als je dat beseft is dat een bijzondere uitverkiezing, een duizelingwekkend avontuur en tegelijk een weg om iedere dag te begaan, in eenvoud en trouw. Amen.
Han Akkermans