Ook jij bent nog maar enkel een begin [Kerstmorgen/Joh. 1, 1-18]

‘In den beginne….’

Ook jij bent nog maar enkel een begin  [Kerstmorgen/Joh. 1, 1-18]

Gisteravond hoorden we al hét kerstveerhaal, dat van de evangelist Lucas. Deze morgen horen we een heel ánder kerstverhaal, een diepzinnige overdenking van de evangelist Johannes dáárover. Want Johannes heeft er zowat levenslang gemediteerd over die gebeurtenissen in Bethlehem, over de engelen, de herders in het veld, en dat er geen plaats was voor Maria, Jozef en het pasgeboren kindje. Erover gemediteerd dat in de stilte van die nacht Gods liefste ménsenkind ter wereld kwam in een stal en daar neergelegd werd in een voerbak, en hoe het goddelijk kind van het begin van zijn leven tot het einde ervan een wéérloos mens is geweest, toevertrouwd en overgeleverd aan ménsenhanden. Zó werd God mens ooit, één van ons, zo wórdt God nog steeds mens, altijd en overal, één van ons. En al wat er zowat levenslang door Johannes heen was gegaan, dieper en dieper, die lange meditatie, schreef hij voor ons op: ‘De bron van alles wat is, is het spreken van God, al vanaf het begin, een Woord van leven en een Woord van licht, Gods éne Woord …..’ U hebt het zojuist gehoord, het kerstverhaal volgens Johannes. Lees het vooral nog eens helemaal na, als u thuis bent. Een moeilijk verhaal? Dat eigenlijk niet. Alleen: je moet ernaar luisteren met de oren van je ziel, niet zozeer dus alles willen begrijpen met je hoofd, maar er lang en stil bij verwíjlen zoals ook Johannes dat heeft gedaan, en in je ziel, diep in jezelf dus, laten ópkomen wat langzaamaan voor Johannes duidelijk is geworden: ‘In den beginne, in beginsel dus, is er dít aan de hand, in en met mij jóu, in en met óns, in alle mensen …’

Dít dus: leven is iets van God zelf. Dat u leeft, dat ik leef, ja dat alles wat leeft zoiets is als een spreken, een woord van God. In al wat is, en bij uitstek in de mensen, is God aan het woord en komt Hij aan het licht. Dat is op z’n aller duidelijkst gebleken in Jezus, een mens zoals wíj, een mens van vlees en bloed, maar dan zó vol van God dat hij, vlees en bloed, wel God zélf leek te zijn, in ál zijn weerloosheid van het begin tot het einde van zijn mensenleven. Héél zijn mensenleven was een spreken God, helemaal. In heel zijn mensenleven zien we dus hoe ook wíj, mensen van vlees en bloed, in beginsel door God zelf gewild en bedoeld zijn. Dát zegt Johannes ons vanochtend: dat ook wíj kinderen van God zijn, dat ook voortkomen uit Hém, en dat Hij, God, in beginsel de ongrijpbare en grondeloze grond van ons bestaan is, en dat Jezus met héél zijn leven en levensweg, van het begin tot het einde, ons laat zien hoe ook wíj ons leven moeten leven, in begínsel. We stonden daar vannacht, gisteravond dus, al bij stil en Johannes zet het ook vanochtend: maak het toch stil in jezelf om Góds lévensgeruis in jouzelf te horen, God die het zonder woorden in jou zegt: mens, lééf, Ik heb jou lief, Ik wil dat jíj er bent, lééf en begín ermee om op Jézus’ manier te leven. Want hoe méér je dat gaat doen, hoe méér je gaat leven. Het ‘gewone’ kerstverhaal is dus in beginsel óns geboorteverhaal, van ieder mens, want een mens wordt niet enkel uit een man en een vrouw geboren, maar uit Gód die het leven van het mensenleven is, en geen mens kan dát leven verwekken en doorgeven. God zelf is daarom het begín van ieder mens.

De blijde boodschap van Kerstmis: God wil jóu, Hij spreekt jou in het leven, ook jíj bent in beginsel een woord van Hém, levenslang. Hij is wat léven in je is. En levenslang ziet Hij in jou het gezicht van een nog onaf kind, een mensenkind dat nog moet worden wat Hij, God, in principe al in jou gezien heeft. En wíj hier, jonge, oude en héél oude mensen, we worden deze morgen uitgedaagd om als het ware met God méé naar onszelf en elkaar te kijken: ‘wat zal er nog wórden worden van dit kind?’ Want zolang een mens leeft, is hij of zij nog onaf. Daarom zei Jezus het ooit zelf, in alle klaarheid: ‘als je niet wordt als een kind, dan wordt het niks met jou, dan zul je nooit zien wat God met jóu voorheeft.’ Met Kerstmis zegt God het tot ieder van ons: ‘Je bent nog enkel maar een begin, lééf toe naar de mensenmaat van God, begín ermee, dan begint er een nieuwe wereld, kijk maar naar Jezus, Jezus die als volwassen mens míjn maat bereikte, míjn grootte, de maat van weerloze liefde voor ieder mens. Mensje, groei ook jíj naar díe maat.’

Kerstmis is de plek, het moment om het in je te laten doordringen, tot diep in je ziel: ook in mij en jou en jou leeft iets van God, hoe raar eventueel het leven ook is verlopen en hoe verfomfaaid je bestaan ook is geworden. Maar níets is doem, niets een noodlot zonder uitgang waardoor je leven al tijdens je leven zou zijn uitgedoofd. Er is dat iets van God in jou, in ieder mens, dat eruít wil, als een nog ongeboren kind dat aan het licht wil komen en wil groeien naar Gods maat. En dus: als we niet enkel bekommerd voor onszelf leven, maar elkáárs verloskundigen verlangen te zijn, dan begint er tussen ons die nieuwe wereld waar de engelen het over hadden, ooit in Bethlehem: ‘Kijk goed, een kind in een voerbak, Góds heerlijkheid in mensen die naar elkaar omzien.’ Bidden wij vandaag dat we er een begin van zullen zijn, hoe klein en onooglijk ook. Amen.

André Zegveld