‘Hij is het levensbrood dat honger kreeg, Hij is de weg die moe werd, Hij is het leven dat de dood inging.’
Sacramentsdag, zusters en broeders, we vieren het Sacrament des Altaars, de eucharistie die als het ware de samenvatting, de samenballing, in het Grieks: het symbool is van heel het mensenbestaan van onze Heer Jezus Christus: een ménsenleven dat wordt gegeven voor en aan anderen, iedereen. Het heilig brood vertelt héél Jezus’ leven, de reden van zijn bestaan, maar het is tegelijk ook het verhaal over onszelf, over wat ons tot christenen maakt, navolgers van Hem: dat wij, ook wíj, zullen gaan léven zoals Hij: ons leven geven zoals Hij, en ernaar verlangen om ook zelf in levenden lijve het symbool, het sacrament te zijn van Gods liefde. Een paar opmerkingen daarover, over Sacramentsdag, niet het hele verhaal met alle theologische zwaarte van dien, over de werkelijke tegenwoordigheid en zo, enkel een paar opmerkingen, vijf om precies te zijn, als ‘in de marge’, opdat u er verder over zult mediteren en het geheim van vandaag zult verinnerlijken.
Allereerst: ter communie gaan is geen heel korte en losse rite, het is eerst en vooral willen communiceren met Hem, onze broeder en Heer, eígen met Hem worden, jouw alledaagse bestaan met Hem delen en je dus ook verdiepen in zíjn levensweg, zíjn levensgang en levenslot. Niet enkel zijn brood eten maar ook vertrouwd willen raken met zijn woorden, zijn doen en laten, en de Schrift lezen, want de Schrift niet kennen, is Hém niet kennen. Dat is alles het huíswerk (als ik dat zo huiselijk zeggen mag) dat maakt dat je, als je ter communie gaat ook écht met Hem communiceert, en vanuit die communicatie dichter en dichter bij Hem komt, gewoon in het leven van alledag.
Want, ten tweede, we hoorden het in de evangelielezing: Jezus spreekt eerst en vooral, , met de mensen, met ons dus over zijn verlangen naar het rijk van God. De mensen kregen daar toen geen genoeg van, van wat Jezus dáárover zei, over Gods rijk, Gods aanwezigheid in het leven van álledag. Er is een gezegde, en u kent die wel: ‘de Mis, de eucharistie, begint wanneer de Mis is afgelopen,’ want dán moet je gaan doen wat je gehoord en gevierd hebt. Maar even goed geldt: ‘de Mis begint al vóór ze begonnen is, ze begint wanneer je naar Jezus gaat luisteren en gaat méébewegen met Jezus’ verlangen naar het rijk van God, wanneer je je zíjn verlangen eigen maakt, en op grond dáárvan je hand uitsteekt om zíjn brood te ontvangen, niet enkel op de hand maar ook en vooral in de mond van je hart: zijn bezieling om samen met Hem jouw eigen leven in te zetten voor een menselijker wereld, te beginnen hier en nu.
Ten derde: wat opvalt in het evangelieverhaal is ook dit: de leerlingen zeggen tegen Jezus: ‘hoe moeten wíj, met z’n twaalven, vijfduizend mensen te eten geven, wij hebben veel en veel te weinig.’ Tóch zegt Jezus: ‘Geven júllie hen te eten.’ De leerlingen zeggen dat ze zo goed als niets hebben, en Jezus zegt dat ze juist dát moeten uitdelen. Wie niets heeft, kan enkel nog maar zichzélf geven, zijn eigen léven. Jezus zegt dus: ‘Geef wat jullie doet léven.’ Augustinus commentarieert: een mens is aarde en ziel, lichaam en bezieling. Stuurt jouw lichaam jouw bezieling aan, of stuurt jouw bezieling je lichaam aan? Wat doet jou léven? Doet het verlangen naar het rijk van Gód jou leven? Geef dát. Dán gaat er een ándere wereld voor jou open, de wereld waar de Zaligsprekingen over spreken: een wereld van troost, solidariteit, aandacht, van vriendschap, en oog hebben voor mensen van niets. Dan gééf je wat je niet ‘hebt’, dan geef je wat van Gód is, Gods aanwezigheid, en hoe méér je dát deelt des te meer er valt te delen. Wees dus niet enkel lichaam en dus hébberig als het om mensen gaat, niet gretig voor jezelf alléén, niet jaloers en platvloers. Geef wat je niet hebt.
Want wat, ten vierde, óók opvalt is: als de leerlingen dat gaan doen, uitdelen wat ze niet hebben, dan wordt wat zij uitdelen niet minder maar steeds meer. En als de mensen van toen, wel vijfduizend, genoeg hebben, blijft er nog veel en veel meer over. Dat is een verborgen verwijzing naar Jezus zelf. Ook Hij heeft het weinige gedeeld dat Hij had, zonder te tellen of te meten. Op het eind restte Hem nog enkel zijn naakte mensenbestaan dat gestuurd bleef door zijn bezieling, dat vol was van de liefde die God is. Dát was zijn ultieme en onuitputtelijke gave, zegt Paulus, zijn armoede die de mensen van alle tijden rijk maakt, tot op hier en heden, doordat Hij leeft in hén (2 Kor. 8, 9; Gal. 2, 20-21).
Sacramentsdag. Ten vijfde en tot slot: élke tijd heeft zijn eigen manier om Sacramentsdag te vieren. In vroeger tijden was het vooral een triomfantelijke dag: het heilig brood, de heilige hostie, werd omhoog geheven rondgedragen onder een baldakijn, uitgesteld en aanbeden op altaren en rustaltaren, omringd door rijen bruidjes en zo, terwijl het Christus vincit, Christus regnat en Christus imperat onaantastbaar uit volle borst werd gezongen. Een rijk en trots feest. Het is alles veel armer geworden, wij als kérkgemeenschap zijn armer geworden en worden dat steeds meer, er worden meer kerkgebouwen gesloten dan gebouwd, de aantallen slinken, alles wordt minder en minder, en vult u maar aan. Niet naar vroeger terug verlangen. We worden er hopelijk gevoeliger voor dat we nét zo arm moeten worden als Híj, onze broeder en Heer, en vooral; dat we ons moeten voeden met zijn ármoede, om het steeds beter en intenser te begrijpen: het gaat erom door te geven wat léven in je is, zíjn bezieling, het verlangen naar het rijk van God, van mens tot mens. Eucharistie vieren is niet verzadigd willen worden door mooie vieringen en zo. Eucharistie vieren is hónger krijgen, honger naar het rijk van God, is díe honger ook in anderen willen wekken en met die anderen delen. Dat is de oervorm van de kerk: Chrístus’ aardse lichaam zijn dat bezíeld wordt door zíjn verlangen naar het rijk van God. ‘Hij is het levensbrood dat honger kreeg, Hij is de weg die moe werd, Hij is het leven dat de dood inging.’ We vereren en eten zijn brood om net zo árm te worden als Hij. Want alleen zó raken ook wíj vol van God. Amen.
André Zegveld