Sint Franciscus heeft zowat heel zijn mensenleven geleefd vanuit een groot verlangen om Jezus te volgen, liefst zo letterlijk mogelijk, Jezus die zich leeg maakte van zichzelf om vol te raken van het geheim van Gods liefde. Dat geheim is gaandeweg ook het geheim van Franciscus eigen leven geworden. Jacques Brel, de Belgische zanger, heeft dat in een lied ooit heel mooi samengevat: “Zonder iets anders te hebben dan alleen de kracht van die liefde, hebben wij, mensen, de hele wereld in handen.” Langs die weg werd Franciscus een universele broeder: een broeder van ieder mens die hij ontmoette, een broeder ook van alwat lopend, kruipend, in de aarde wroetend, vliegend of zwemmend zijn pad kruiste. Hij was arm aan hebberigheid, Juist daarom zag hij in ieder schepsel zijns gelijke.
Hoe vind je God? Je vindt Hem niet als je op zoek gaat naar iets buiten jezelf, of dat nu iets kleins is of iets groots. Je moet Hem zoeken en vinden in jezelf, in je hart. Hoe? Door je te ontdoen van je eigen gewichtigheid, van je dikke huid, van willen weten en (be-)grijpen, van de bekommernis om jezelf en je behoefte om een plausibel mens te zijn. Je wordt dan zelf vanzelf kleiner en kleiner, maar tegelijk ook voller van een grote eerbied voor alles wat leeft en een schepseltje Gods is, net als jij.
Op het eind van zijn leven werd Franciscus blind. Toen hij wist dat hij ging sterven, sloot hij zijn ogen om nog beter te kunnen zien wat hij al met zijn hart gezien had. Hij hield van verwonderering zijn adem in en begroette zij, zuster dood, want God is overal. Franciscus was een gelukkig mens.
Pastor André Zegveld