Je moet geluk hebben in je leven
We vieren vandaag Sint Jozef, de patroon van de communiteit hier, de patroon ook van de Indonesische Provincie van onze congregatie. We vieren hem een beetje uitbundiger dan andere jaren omdat er (kort en bondig gezegd) rond en in de communiteit allerlei veranderingen hebben plaatsgevonden: wisseling van dienstbaarheden, wisseling van verantwoordelijkheden. Jozef is onze patroon. Wat heeft hij ons vandaag te zeggen, ook daarover?
Is dat een gekke vraag? Ja, dat is een gekke vraag als je denkt aan Jozef als een/de historische figuur van ooit, lang geleden. Want dan moeten we zeggen: we weten zo goed als niets, zeg maar gerust: niets van hem. Maar neen, dat is geen gekke vraag als we hem zien zoals we hem moeten zien: een figuur die voorkomt in het verhaal over Jezus; als wij hem dus zien in de rol die hij in dat verhaal speelt. Net als in het verhaal rond Jezus’ geboorte sprake is van engelen, dromen, herders op de velden en drie wijzen uit het Oosten. Die zijn allen de rol die ze in het verhaal spelen, ze zijn dus wat ze in dat verhaal betekenen: een boodschap aan en voor ons. Wat is dus Jozefs rol in het Jezus-verhaal? Die rol is wat hij ons te zeggen heeft. En dan gaat het over geloof, over geloven, en over geluk hebben in het leven.
Levensgeluk dus. Ik denk dan aan een verhaaltje van Chesterton. Een man gaat vanuit Engeland op reis om een nieuw leven te beginnen in Australië. Daar wil hij het geluk zoeken dat hij thuis, in Engeland, niet vinden kan. Onderweg neemt die man een paar keer de verkeerde afslag, en aan het einde van zijn reis komt hij, zonder het te weten, weer in Engeland terecht. Maar omdat hij denkt dat hij in Australië is, ziet hij daar alles anders dan voorheen, hij kijkt er met andere ogen naar, hij ziet er alles wat hij in Australië was gaan zoeken: levensgeluk.
Geloof lijkt op geluk, geluk op geloof. Bij beide gaat het om een manier van kijken, kijken met andere ogen, kijken vanuit een andere invalshoek, een ander perspectief: het wonder zien van alles dat er is. Alles nieuw.
Was Jozef een gelukkig mens? Hij had een probleem, een groot probleem. Maria was zwanger, maar niet van hem. Maar Jozef sloot zich niet op in het ogenschijnlijke van wat hij zag, in de normale manier van denken over hoe alles normaliter is en dat dan ook zien. Hij zag wat anders. Hij zag Maria’s nood, hij gaf het onbegrijpelijke dat hem overkwam een menselijk, een menswaardig gezicht. Hij zag dat het ‘hoe’ van de situatie, het ‘hoe’ van wat haar en hem overkwam hen beiden verbond in een gemeenschappelijk mensenverhaal, een verhaal over zorg hebben voor elkaar. Jozef zag, misschien wel voor de eerste keer: mensen zijn niet wat ze ogenschijnlijk zijn, op het eerste en vanzelfsprekende gezicht. Mensen zijn, en dat is het wonder van hun bestaan, uitverkoren mensenkinderen van God. Alle mensen. En alle moeders, ook de ongehuwde, dragen dus Gods eigen kind. Daarom is Maria een gezegend mens en Jezus een uitverkoren kind. Dat zag Jozef. En hij werd er een gelukkig mens door. Via een lange omweg was hij thuisgekomen.
Dat is Jozefs rol in het Jezus-verhaal: hoe je met geloofsogen naar je situatie moet kijken: dan zie je wat er aan de oppervlakte niet te zien is. Geloofsogen zijn dus belangrijk. Want geloven lijkt op geluk, op geluk hebben in je leven. En geluk is waar je bent. Je hebt het al, je moet het alleen nog leren zien: het wonder van je bestaan, je leven dat is zoals het is, en je dan geroepen weten om het te behoeden en te bewaren: mensen. Dan betreed je, dan zij de verkeerde afslagen die je vaak in je leven neemt, ongeweten thuis een on onontdekt land. En als jou dat overkomt, dan ben je een gelukkig mens.
Dat wens ik u allen toe: om in ieder geval vanaf vandaag op reis te gaan om thuis te kunnen komen, als nieuw. Het is het wonder van uw bestaan dat, net als dat van Jozef, een kleine episode is in het grote verhaal dat God schrijft in ons aller mensenleven.
André Zegveld.