Augustinus zegt het heel mooi: ‘Ontvang wie je bent en wordt wie je ontvangt – lichaam en bloed van Christus’.
Misschien hebt u het ook gezien vorige zondag: het programma Zomergasten? Daarin stond de jeugdzorg centraal, en dan vooral de zware druk waar veel opgroeiende jongeren in onze tijd mee te maken krijgen. Via de sociale media vooral. De drang en dwangmatige druk naar perfectie – je moet er volmaakt uitzien, de beste resultaten halen op school, uitblinken in sport, zoveel mogelijk likes scoren op sociale platforms. Veel kwetsbare jongeren bezwijken onder de druk, zo werd duidelijk. Eetstoornissen, depressie, suïcide, noem maar op, zijn het gevolg.
Die hang naar perfectie in de vorm van een maakbare wereld is ook niet vreemd aan onze huidige maatschappij in het algemeen. Maar ik woon in een gemeenschap van bejaarde missionarissen waar van lieverlede steeds meer rollators en rolstoelen verschijnen. Een collega worstelt verschrikkelijk met de eerste verschijnselen van Alzheimer, een ander ondervindt de verlammende gevolgen van Parkinson. Inleveren, loslaten, en uiteindelijk stukje bij beetje overgave, dat zijn de dominante ervaringen van oud worden en oud zijn. ‘Dat loslaten houdt dat nou nooit op?’: ik heb het mijn moeder horen zeggen toen ze daarmee worstelde. ‘Oud worden/zijn is niet voor watjes’, zo gaat het gezegde.
Ik vind het een verademing en een troost om daarvan ook iets terug te vinden de eerste lezing van vandaag. Het is het verhaal van de grote profeet Elijah. Hij zit daar onder die bremstruik in de dorre wildernis en is er helemaal klaar mee. ‘Ik kan niet meer, laat mij maar doodgaan’.
Nog niet zo lang daarvoor had hij zich op de berg Karmel gemeten met een honderden afgoden priesters en gewonnen. Een superheld was hij, een alleskunner, een geweldenaar. Maar daar is niks meer van over. Hij is op de vlucht, achternagezeten door koningin Jezabel, zijn leven staat op het spel. Hij is doodop, ziet het niet meer zitten.
Zo dus een beeld van een van de grootste figuren in de bijbel, Elijah, die totaal ontmoedigd wegzinkt in een depressie. Kwetsbaarheid, ontmoediging, menselijk falen, de bijbel staat er vol van. Met als hoogtepunt voor ons als Christenen toch wel de worsteling van Jezus in de hof van Olijven: ‘Vader als u het wilt, neem dan deze beker van mij weg’.
Grote figuren in de bijbel kennen periodes waarin ze het niet meer zien zitten en ontmoedigd zijn. Blijkbaar is het geen ramp om een depressieve periode door te maken, hoe pijnlijk en uitzichtloos dat soms ook kan zijn. De engelen die Elijah op zijn weg vindt bieden hem geen goedkope troost, maar staan wel naast hem, bekommeren zich om hem, wachtend tot hij weer op krachten komt en verder kan. Brood en een kruik water bieden ze aan. ‘Sta op, en eet wat, anders is de reis te zwaar voor je’. Wanneer hij dan doorgaat, niet op eigen kracht maar door wat hem gegeven is, tot aan de heilige berg Horeb, dan ervaart hij een Godsontmoeting – heling doorheen en voorbij de depressie: God als een stille bries, in het geluid van pure stilte.
Brood en een kruik water – noodzakelijk basisvoedsel om weer op krachten te komen in een situatie van depressie, kwetsbaarheid, ontmoediging. Beeld van innerlijke heling die gegeven wordt, (zie de afbeelding op de voorgrond)
Al heel vroeg in de christelijke traditie werd dat brood en die kruik water in verband gebracht met het Eucharistisch brood en de beker wijn. De Vlaamse schilder Dierc Bouts heeft een prachtig drieluik geschilderd met in het midden het laatste avondmaal en op een van de zijpanelen het tafereel van Elijah met de engel in de woestijn.
Eucharistisch brood, genadebrood, brood van heling. Brood dat wordt gegeven.
We ontvangen het ‘niet als een beloning voor goed gedrag, maar als voedsel voor onderweg en als heel makend’. (Paus Franciscus). Het ondersteunt een proces van omvorming tot we helemaal zijn geworden waartoe we zijn geroepen, beeld en gelijkenis.
Augustinus zegt het heel mooi: ‘Ontvang wie je bent en wordt wie je ontvangt – lichaam en bloed van Christus’.
‘Ik ben het brood dat leven geeft’. Dat horen we Jezus zeggen in het evangelie van vandaag. Zijn Joodse toehoorders hebben grote moeite met die uitspraak. Hij, brood uit de hemel? Zoals het manna in de woestijn? Ze begrepen heel goed dat hij hiermee wilde zeggen dat hij voor hen een menselijk zichtbare Gezondene was van de onzichtbare God. Dat was voor hen een brug te ver. Ze kenden hem immers maar al te goed, zijn afkomst, zijn familierelaties, zijn uiterlijke gestalte, in één woord: de buitenkant. Die stap om oog te hebben voor de binnenkant, de kern van zijn persoon, zijn vriendschap en verbondenheid met zijn goddelijk Vader, Abba, die stap konden ze niet zetten.
In onze tijd is het niet anders.
Ook wij leven in een wereld waar alleen als echt wordt beschouwd wat zichtbaar, meetbaar en proefondervindelijk controleerbaar is. Wat daaraan niet voldoet wordt makkelijk afgewezen als onecht, een subjectieve illusie. Misschien is dat dus wel een van de eerste opdrachten voor ons, gelovigen in deze tijd, om binnen onze moderne wereld het onzichtbare dat ons gegeven is – en daarmee de Onzichtbare – te leren zien en ervaren.
Waar kunnen we de liefdevolle binnenkant van onze wereld leren zien? Het evangelie van vandaag nodigt ons uit op te kijken naar het brood van leven, het genadebrood van de Eucharistie te midden van onze gemeenschap, en het tot ons te nemen. ‘Neem en eet’. Het wordt ons gegeven. Zo komt de liefdeskracht van God tot ons en worden wij langzaam omgevormd.
Merk je daar iets van? Het best kunnen we, denk ik, kijken naar de kleine hoopvolle taken van menselijke goedheid die we rondom ons zien. Gebaren van genegenheid, tederheid, of gewoon een blik van herkenning waarmee wij, christenen, de wereld een stukje leefbaarder en aangenamer proberen te maken. We krijgen daartoe de kracht bij het ontvangen van Jezus’ levensbrood, het grote teken van de liefdevolle Onzichtbare die ons bezielt.
Moge deze eucharistie vandaag ons verder sterken en vormen om zo dienstbaar in het leven te staan.
Fons Eppink