Vaar naar dieper water

‘Wees niet bevreesd. Kom en volg Mij.

Vaar naar dieper water

We hoorden over Petrus’ roeping, Petrus die de voorman is van álle leerlingen van Jezus. Zijn roeping is ook de onze. Je dus hier niet blindstaren op de roeping van bisschoppen of zo, neen, we kijken naar onszelf: ‘herken ook ík mijn roeping?’ Het is de roeping om mensenvisser te zijn en met het oog dáárop Jezus te volgen op díens weg, om mens te zijn op Jézus’ manier van mens-zijn, een mens die levender wijs doet wat Gód doet: zich bekommeren om mensen en hén voor het leven dat van-God is bewaren. Als dát tot je doordringt, dan weet je óók dat je voor Gods roeping ondermaats bent, voor de opdracht om (zei Hadewijch ooit) altijd en overal te worden wat God is: levende en leven gunnende liefde om-niet, zoals Jezus.

Hoe word je dat, hoe moet je dan zijn? Dáárover hoorden we Jezus zeggen: ‘Vaar naar dieper water, leef niet aan de buitenkant van je mensenbestaan, maar ga de diepte ervan in.’ Weet, met andere woorden: God wil niet ‘iets’ van jou, God wil jóu. Hij wil dat jij jezélf geeft, jouw armzalig mensenbestaan, helemaal, niet verdeeld in compartimenten zoals thuis zus, op het werk zo en in de kerk weer helemaal anders, maar jou-helemaal, als uit één stuk, zoals Jezus helemaal vol van God was, lichaam en ziel. Want God wilde ook van Jezus niet ‘iets’, Hij wilde Hem helemaal, en Jezus moest met het oog daarom ook zélf de diepte in, om helemaal van God te zijn.

Jezus had met hart en ziel de Blijde Boodschap beleefd, verkondigd en vóórgeleefd: ‘God is dichterbij dan je denkt, ga dáárnaar leven.’ Maar op het eind, toen het erop aankwam werd Hij daarvoor gearresteerd. Hij kwam Hij oog in oog te staan met de mensen van man en macht, en die mensen geselden Hem, trokken Hem zijn kleren uit, verkleedden Hem als koning, lachten Hem uit: ‘Jij, jij stelt helemaal niets voor, en wat je nu voorstelt is één maskerade.’ Hij werd in de meest letterlijke zin ontdaan van alles dat enkel aankleedsel en verhulling was, tot Hij alleen nog maar een naakte mens was, een mens van verder niets. Hier geen Elia meer, geen stem uit de hemel, neen, van God was niets te merken: ‘Vaar naar dieper water.’ Dieper dan toen en daar kon ook Híj niet gaan. Zo ziet Gods láátste woord eruit, een dónker woord, een wóórdeloos woord. Want toen Jezus stierf, u weet het, toen scheurde het voorhangsel in de tempel in tweeën, van boven naar beneden, als om te zeggen: ‘Kijk goed: er is niet God aan de ene kant van het voorhangsel en Hij, Jezus, aan de andere kant ervan. Neen, déze mens van niets is voortaan Gods tempel, God verdwijnt in Hem. Geloof jíj dat ook, durf ook jíj het aan om zó’n mens te zijn, op jouw manier, in jouw levenssituatie, een mens die niets meer ‘heeft’ en zó Gód laat zien, God die louter gevende liefde is, helemaal, zonder bekommerd te zijn over zichzelf. Dat alles zegt Jezus vandaag tegen ons: ‘Vaar naar dieper water, dieper en dieper, tot ook jij, ontdaan van alles wat aankleedsel is en doekjes voor het bloeden, tot ook jíj enkel alleen Góds mensenliefde bent, zonder meer.

Wij ‘hebben’ veel, privé en ook als lid van de gemeenschap, veel aankleedsels: status, we stellen iets voor, onze achtergrond, een positie. We ‘hebben’ ook de leer van de Kerk, vrachten godgeleerdheid, en niet te vergeten: heilige plaatsen zoals Rome, Lourdes of Scherpenheuvel, heilige bergen, heilige landen, heilige vaders, heilige stoelen, heilige jaren en vult u zelf maar aan. Allerlei tempels. God wil niet ‘iets’ van jou, Hij wil jóu, mens zonder meer. Maar wie bén jij? ‘Vaar naar dieper water’ zegt Jezus, ‘tot je dát weet en jíj jezelf herkent: ik ben is alle hompeligheid en naaktheid Gods heiligdom, Gods tempel als ik het aandurf om net als Jezus opengebroken te worden om Gods liefde te zijn.’ Ieder van ons. Je bent, ik denk nu aan de eerste lezing uit Jesaja, je bent de enige die uiteindelijk jouw levensgeschiedenis kan schrijven, niet met een pen op papier, maar levender wijs: durf je het aan om zó Góds bode te zijn?’ Onze roeping.

Iets alleen voor jezelf? Dat zeker niet. ‘Vaar naar dieper water’ zegt Jezus tegen ieder van ons, ‘word méns, jíj, ieder op zijn of haar unieke manier. Dát maakt jou écht open naar en voor anderen. Dan zie je: je bent enkel één van de grote gemeenschap van unieke mensen.’ Ieder mens is uniek, geen mens is twee keer. Wil je dus écht weten wie jíj bent, verdiep je dan ook in de mens naast jou, wees er voor die ander die evenveel en even naakt is als jij. Zíjn/háár mensengezicht is even onpeilbaar als het gelaat van God zelf, een diepte die je moet eerbiedigen in mensen één voor één. Zó word je mensenvisser, geroepen om je mensenleven te leven vanuit en met de God van álle levenden en dus samen met en voor de mensen om je heen. Zoals Jezus gedaan heeft. Hij roept jóu: ‘vaar naar dieper water, word een mens als Ik, dan zie je wat en de mensen zijn, en volg mij op die weg.’ Bidden wij daarvoor. Amen

André Zegveld