‘Jacob droomde: een ladder. Als je bovenaan stond, kon je tot in de hemel kijken.’
“Waar is God”? De vraag, op deze manier gesteld, lijkt te suggereren: God is er op de ene plaats wel maar op een andere plaats niet, er zijn kennelijk voor Hem zoiets als speciale plaatsen. Hij is bijvoorbeeld meer in het kerkgebouw dan op het voetbalveld. Is dat zo? Daar is een verhaal over in de bijbel. U zou dat verhaal eens moeten lezen. Het gaat over de aartsvader Jacob, en het staat in Genesis 28, vanaf vers 10.
Jacob moet voor zijn woedende tweelingbroer, die hij grof heeft bedrogen, vluchten, Gods eigen beloofde land uit, het land dus uit waar God is. Verwijdert hij zich daardoor van God? Is God er buiten dat land misschien niet? Op de eerste avond van zijn vlucht, wanneer hij het beloofde land achter zich heeft gelaten en hij dus in den vreemde is, zoekt hij slaapplaats. Het wordt nacht, en hij is zomaar ergens. Waar is God? Jacob vindt een steen, legt deze als een kussen onder zijn hoofd en valt in slaap, zomaar ergens in den vreemde verloren. Uit die steen komen dromen in hem op. Het lijkt alsof hij wakker wordt, al is dat op een heel andere manier dan overdag. Hij ziet een ladder. Die ladder staat met het voeteneinde op de aarde, maar het hoofdeinde reikt tot in de hemel van God, en engelen gaan langs die ladder neer en op. Dan wordt hij wakker uit zijn slaap. En hij beseft ineens: ík ben een ladder, mijn voeten staan altijd ergens stevig op de grond, het maakt niet uit waar, en met mijn hoofd kan in de hemel binnenkijken. Jacob zegt: “dat wist ik niet, dat ik zelf zo’n ladder ben, ik wist niet dat hier Gods plaats is.”
Waar is God? Het verhaal zegt: als mens ben je altijd ergens, het maakt niet uit waar, overal ben jij een ladder, waar je ook bent. Alle ‘ergens-en’ zijn in God. “Ik wist dat niet”, zegt Jacob tegen zichzelf, wanneer hij opnieuw, nu bij daglicht, wakker wordt, “ik wist niet dat hier Gods plaats is.” Waar is God? Altijd: hier, daar waar je zelf bent, waar je bent wie je bent. Als je hier goed om je heen kijkt, kijk je bij God zelf in de hemel. Want, zegt Sint Augustinus afgrondelijk: ‘bij God is niets er niet.’ God is altijd hier. Waarom eigenlijk?
God is leven. Dat staat in alle eenvoud zo in de bijbel (Joh. 1, 4). Al wat leven is, is iets van God, zegt iets over God, is een woord van God. Want elk wezen leeft, is dus door God geraakt. Dat ik er ben, dat de anderen er zijn, dat alles er is, is iets van God. Als iets is wat het is, is het iets van God, is het genade. Een hond is een hond, een roos is een roos, een kikker een kikker, vol genade, vol van God.
Waar is God? Het antwoord op die vraag vind je door zuiver te leven, door integer (dat wil zeggen: heel en helemaal) tot leven te komen. Want al wat echt leven is in je, is Hij. Alles wat jou mens doet zijn, is een woord van Hem, levender wijs, staat van genade.. Zo staat het althans in het evangelie, als een woord van Jezus zelf: “Je bent gelukkig wanneer je hart zuiver is, want dan zie je God” (Mat. 5, 8). Waar? Altijd hier.
Nog een verhaal. Toen koning David de Psalmen had gecomponeerd, vroeg hij aan God: ‘is er één schepsel dat mijn liederen kan overtreffen?’ Er kwam juist een kikker voorbij, die dat hoorde. De kikker zei tegen David: ‘wees niet trots. Ook ik zing mijn lied, en zelfs beter dan jij. Want als ik zing, ben ik helemaal toegewijd. Mijn lied is een uitnodiging: een hongerig dier mag mij opeten.
André Zegveld