Vraag: mag een mens bijeen willen houden wat niet door God wordt verenigd?
De woorden van Jezus over, lijkt het, échtscheiding willen een blijde boodschap zijn over wat ons állemaal aangaat, persoonlijk, in de eigen familie en vriendenkring, in de kerk en in de maatschappij. Déze blijde boodschap: wat óns, mensen, aan en met elkaar verbindt is uiteindelijk God zélf, God die liefde ís, en ónze liefde dus uiteindelijk Góds bewegen is in ons ménsenbestaan is. Geen mens mag daarom uit elkaar halen wat Góds liefde verbindt. Een blíjde boodschap: geen huwelijksrecht, geen juridische constatering, geen gecodificeerde meetlat, maar een gelóófsvisie, een belijdenis van ons geloof in het mysterie van God, God ‘door niemand ooit gezien.’
Jezus verwijst daarvoor naar de Schrift, dat ene grote gelóófsboek, het boek Genesis dat gaat over wat alles en alles in begínsel ís, over de mysterieuze oorsprong en bedoeling van alles. Het zegt: mensen zijn altijd ‘ik én jij’, alleen zó zijn ze ‘beeld en gelijkenis van God.’ En daarom: wanneer de mensen leven volgens díe bedoeling, dan zijn ze in levenden lijve een sacramént, een suggestie van Gód, dan laten ze zien hoe Gód eruitziet. Geen constatering, maar een gelóófsbelijdenis, en dus een ópdracht: om zó samen te leven dat dat daarin iets zichtbaar wordt van waar het in het leven onvoorwaardelijk op aankomt, iets dus van Gód die onvoorwaardelijke liefde is. Daarom is een mens alléén, enkel ík, een gemankeerd mens, ‘niet goed’, niet zoals God de mensen bedoelt en beoogt, want alleen als ‘ik én jij’ zeggen de mensen in ménsenbestaanstaal de náám van God: ‘ik zal er zijn voor jou.’
Naar díe diepte verwijst Jezus wanneer hem een strikvraag over de mogelijkheid of onmogelijkheid van echtscheiding wordt voorgelegd. Zijn antwoord geldt voor álle mensen en ál hun relaties: wees als ‘ik én jij’ een suggestie, een sacrament van God. Zoals het brood en de wijn op de altaartafel een sacrament van het mysterie van God zijn, zo moet het samenleven van mensen dat ook zijn. Wie een ánder liefheeft, heeft Gód lief. Blijde boodschap. Geen constatering, je moet erin gelóven.
Wij moeten die blijde boodschap beleven in heel die verwarrende veelheid van relatievormen van vandaag: samenwonen, alleen voor de wet gehuwd, samengestelde gezinnen, man-man en vrouw-vrouw relaties, lhbti’ers, nieuwe relaties na een scheiding, en vult u zelf maar aan. In dat alles laten zien: wie een ánder liefheeft heeft God lief, want liefde is iets van God zélf. Dan gaat het dus steeds over de vraag: wat is de kwaliteít van onze liefde, hebben we lief met een liefde die góddelijke trekken heeft: dúúrzaam omdat Gód duurzaam is, ónvoorwaardelijk want Gods liefde is onvoorwaardelijk is, om-niet dus ook, betrouwbaar, geduldig, een liefde die zichzelf niet zoekt maar wel tot het uiterste gaat wanneer het gaat om het welzijn van de ánder. Waar zó’n liefde, dáár is God, dáár verbindt God de een aan de ander, ik én jij. En geen mens mag scheiden wat God met elkaar verbindt.
Maar we zijn mensen van stof van de grond. Wat we geloven met onze ziel, we dragen het met ons mee ‘in aarden vaten’, in een broos en soms wrakkig bestaan. We weten het, we zien het om ons heen, we ervaren het zelf aan den lijve: ‘ik én jij’ kan in het tegendeel veranderen van hoe het oorspronkelijk bedoeld is. Huwelijken, relaties van welke snit dan ook kunnen mislukken, vastlopen. Er worden fouten gemaakt, gewild, ongewild en alles daartussenin. Mensen zijn heel verschillend, ze kunnen zich vergissen, ze maken soms met goede bedoelingen de verkeerde keuzes, ze zijn erfelijk belast door hun verleden, hun opvoeding, ze kunnen in een relatie zoeken wat ze als kind gemist hebben en daardoor kind blijven, ze kunnen met verkeerde verwachtingen verbindingen aangaan, ‘ik én jij’. Ons mensenbestaan is een proces, onze relaties zijn in dát proces betrokken. Mensen hebben daardoor schuld aan elkaar, van de een aan de ander en andersom, aanwijsbaar, verholen. En wat líefde is wordt erdoor vergrauwd en op de grond gegooid. Hoe dan verder te gaan? Wat is dán de duurzaamheid van Gods liefde?
Het recht, ménsenwetten, kérkelijke wetten die óók ménsenwetten zijn, kunnen onverbiddelijk zijn. Ze gaan over íeder in het algemeen en dus over níemand in het bijzonder. Compassie is dan nodig, geen oordeel, geen veroordeling, maar líefde in de vorm van compassie. Het laatste woord komt aan de liefde toe. Denkt u maar aan het verhaal over Jezus en de overspelige vrouw. ‘Wie zónder zonde is mag beginnen met stenen gooien’, zegt Jezus, ‘maar ík veroordeel jou niet.’ Jezus ontneemt zo aan wat wettig en rechtmatig is het láátste woord, hij opent voor die schuldige vrouw een nieuwe weg, een nieuwe toekomst. Compassie is nodig, liefde die de een óf de ander, de een én de ander niet opsluit in diens fouten, missers, of vergissingen, compassie met de ík die fouten heeft begaan én met de jíj die er het slachtoffer van is geworden.
Een mens is ‘ik én jij’, herkenning is het sleutelwoord: ‘eindelijk, jíj bent het, mijn tegenóver.’ Dan is de ander, jíj, mijn andere ik en zeg jíj dus wie ík ben. Dat gaat veel verder dan huwelijksrecht en huwelijkse voorwaarden. In wat mensen met elkaar verbindt is Gód aan het werk. Wat óns, ik én jij, bindt is het mysterie van God die liefde ís. Dát is de blijde boodschap van het evangelieverhaal van vandaag. Maar wát dan met een relatie waarin Gods liefde, duurzaam, betrouwbaar, om-niet en onvoorwaardelijk, er duidelijk niet meer is, door jóuw schuld, door míjn schuld, door ónze schuld. Mag een méns dan willen bijeenhouden wat God níet verenigt?
We kunnen iets van de orthodoxe kerken leren, iets heel fundamenteels, iets dat wij als Roomse kerk sinds de 9e of 10e eeuw uit het oog verloren hebben: dat compássie nodig is en dat het mensen gegund mag worden om, na een proces van innerlijke heling en verzoening met God, met de zegen van de kerk een nieuwe relatie aan te gaan. Want Góds liefde voor een mens is onverbrekelijk, en steeds mag een mens zíjn naam horen: Ík zal er zijn voor jóu. Die liefde blijft en blijft, voor alle ikken en jijen die hun verbintenis een sacrament willen laten zijn van Gods onvoorstelbare liefde. ‘Jouw gelóóf is je redding’ zegt Jezus graag, jouw geloof in en vertrouwen op God. Laat dát vertrouwen ons samenbinden, wat er ook gebeurt en gebeurd is. Amen
André Zegveld