Er was veel aan het verschuiven in het Italië van Franciscus van Assisi. De middeleeuwse machtsstructuren en economische verhoudingen van adel en clerus stonden te schudden op hun grondvesten. Het was een tijd waarin de kaarten van de samenleving opnieuw werden geschud. Dan is het opletten geblazen om te zorgen dat er geen kaarten uit de hand schieten en op de grond vallen! Franciscus van Assisi had daar oog voor en benadrukte de tegendraadse radicaliteit van het evangelie.
Deelgenoot van de opkomende burgerlijke economie van welvaart en verdienste – zijn vader was handelaar in stoffen - bewoog hij naar de riskante economie van genade, eenvoud en armoede. In een Kerk waarin Paus en clerus zich steeds grotere macht en welvaart toe-eigenden koos hij voor een leven van radicale vereenzelviging met armen en misdeelden. Bij de eerste tekenen van een stijl van productie en consumptie die uiteindelijk zou leiden tot een bedreiging van de leefbaarheid van ‘ons gemeenschappelijk huis’ zong hij zijn ode aan de schepping en liep barrevoets rond. In een tijd waarin de geestelijke stand - clerus en kloosters – het religieuze leven volledig in eigen beheer hadden bewoog Franciscus naar de periferie om aan ieder die het horen wilde het evangelie te verkondigen in liefde en dienstbaarheid, ‘zo nodig met woorden’.
Zijn persoonlijke, diepe, Godsrelatie stond daarbij centraal. Al heel vroeg in zijn leven voelde Franciscus zich aangetrokken tot een contemplatieve levenshouding en contemplatief gebed. Monnik worden dus en zich terugtrekken in een klooster? En heel die wereld van armoede en ellende buiten het klooster dan? Oog in oog met dat dilemma vroeg hij zijn zus Clara en broeder Sylvester om dat samen in gebed te overwegen en hem dan te zeggen wat hij moest doen. Toen die twee na een paar weken terugkwamen om hem verslag te doen stond hij helemaal open om te doen wat zij zouden aanbevelen. Zonder dat ze met elkaar gesproken hadden gaven beiden hem een eensluidend advies: niet de keuze of/of, maar en/en was zijn opdracht: Franciscus moest als het ware ‘bidden met zijn voeten’, leven vanuit een wisselwerking en wederzijdse bevruchting van contemplatief gebed en radicale solidariteit met armen en misdeelden. Daarom worden Franciscanen geen monniken genoemde maar minderbroeders.
Niet de stabiliteit van een gevestigd monastiek leven, maar een leven vanuit solidariteit en liefde, God vinden te midden van de pijn, de ogenschijnlijke of reële verwarring van de wereld, ‘bidden onderweg’ – dat is het wat Franciscus voor ogen stond. Daarmee beoefende hij een bijzondere kunstvorm: dansen terwijl je stil staat!
Fons Eppink